Haal meer uit uw camera
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt
uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt om foto's te maken.
•
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op G.
•
In de gedeelten "De sluitertijd instellen"
instellen"
(p. 96)
wordt aangenomen dat het programmakeuzewiel is ingesteld op deze modi.
•
In het gedeelte "De flitsuitvoer aanpassen"
u het programmakeuzewiel hebt ingesteld op D.
•
In de gedeelten "De kleur wijzigen en opnamen maken"
"Opnamen maken met Stitch-hulp"
programmakeuzewiel hebt ingesteld op K en dat de bijbehorende
modus is geselecteerd.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
•
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is
en "De diafragmawaarde en sluitertijd instellen"
(pp. 182
(p.
95), "De diafragmawaarde
(p. 100)
wordt aangenomen dat
(p. 106)
wordt aangenomen dat u het
– 185).
5
(p. 97)
(p. 103)
en
83