De helderheid corrigeren (i-Contrast)
De camera kan delen van een beeld, zoals gezichten of achtergronden, die te
licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen
automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele beeld
niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld automatisch door de camera
gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. U kunt kiezen uit vier correctieniveaus,
en het beeld opslaan als een nieuw bestand.
•
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
niet juist aangepast.
•
Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan het grof worden.
Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg is
gecorrigeerd?
Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan.
Selecteer [i-Contrast].
●
Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
●
instelknop  om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een menu-item.
●
Druk op de knoppen qr of draai aan de
instelknop  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
●
Volg stap 4 en 5 op
p.
138.
141