Lichtsterkteregeling
Met de lichtsterkteregeling kunt u instellen hoeveel licht er wordt geproduceerd door de projector (de
helderheid van de lichtbron). Wanneer "Aan" is geselecteerd voor "Optie instellingen 1 3
Lichtsterkteregeling 3 Lichtsterkteregeling" (bladzijde 64) in het instelmenu (fabrieksinstelling), dan
kan de lichtopbrengst worden ingesteld op zeven verschillende niveaus.
Om dit te doen:
Regel de lichtopbrengst
De lichtopbrengst
automatisch laten
aanpassen
Uitschakelen van de lichtsterkteregeling (Maximale helderheid)
Als u wilt projecteren met de maximale helderheid, moet u "Optie instellingen 1 3
Lichtsterkteregeling 3 Lichtsterkteregeling" (bladzijde 64) in het instelmenu veranderen in "Uit", en
"Lichtsterkteregeling uit modus" (bladzijde 61) in "Helder".
Opmerking
Als u "Uit" selecteert voor "Lichtsterkteregeling", worden de instelling van de lichtopbrengst
en de helderheidssensor uitgeschakeld.
Voert u deze handeling uit:
1. Druk wanneer er geen menu of dialoogvenster op het geprojecteerde beeld
wordt getoond op de [] of [] toets.
Hierdoor wordt het huidige lichtopbrengstniveau getoond als een waarde van
1 t/m 7.
2. Gebruik de [] en [] toets om de lichtopbrengst aan te passen.
3. Druk op [ESC] om de handeling af te sluiten.
1. Druk op [MENU] om het instelmenu te openen.
2. Voer de volgende handeling uit in het menu: "Optie instellingen 1",
"Lichtsterkteregeling", "Lichtsensor".
3. Gebruik de [] en [] toetsen om "Lichtsensor" te veranderen in "Aan".
4. Nadat u de instellingen naar wens hebt veranderd, kunt u op [MENU] drukken om
het instelmenu af te sluiten.
52