Figuur 5. Regeltransformator.
3.3.2 Inregelen van de luchthoeveelheid
1. Ook hier geldt dat het systeem stabiel moet zijn voordat men verder gaat inregelen.
2. Controleer op alle roosters en ventielen de luchthoeveelheid met een luchtflow- of snelheidsmeter
aan de hand van de ontwerptekening.
3. Begin met inregelen met de roosters welke de grootste positieve afwijking vertonen met de
gewenste berekende hoeveelheid lucht en werk zo alle roosters af.
4. Controleer als laatste het eerst ingestelde rooster en meet indien er afwijkingen zijn nog eens alle
roosters.
5. Indien door het luchttechnisch inregelen de ∆T sterk is verhoogd, zal een hogere spanning op de
ventilator gekozen moeten worden.
Hierdoor zal er uit ieder rooster evenredig meer lucht stromen.
6. Als uit de roosters de gewenste hoeveelheid lucht komt kan de maximum opening ervan worden
geblokkeerd met de stelschroef.
7. Geef de definitieve klepstanden aan op het kanaal.
3. In werking stellen
Installatievoorschriften B-8 IN(D)
-10-
1 = Aarde aansluitingen
2 = Laag ventilator toerental
3 = Hoog ventilator toerental
maart 2003
4650