5. Aansluiten bronsysteem
5.1. Luchttoevoer- en afvoersysteem
ä
Let op!
Gebruik alleen de door de toestelfabrikant voorgeschreven
afvoermaterialen.
Voor meer informatie neem contact op met Itho Daalderop.
AE
AE
Ø200 mm | Luchtafvoer
AS
Ø200 mm | Luchttoevoer
De toegepaste leidingen moeten voldoen aan de voorschriften zoals
beschreven in Eisen bronsysteem op pagina 7.
De totale rekenlengte van het luchttoevoer- en afvoersysteem,
●
in een Ø200 mm systeem, mag maximaal 66 m zijn; zie tabel in
M3.3.4.
VENTILATIESTAND. Met een gevel- of dakdoorvoer is
rekening gehouden.
De drukval mag maximaal 200 Pa zijn bij een volumedebiet van
●
600 m³/h. Met een gevel- of dakdoorvoer is rekening gehouden.
Vermijd het gebruik van flexibele kanalen omdat hierdoor
●
geluidsklachten kunnen ontstaan.
Het luchttoevoerkanaal kan op twee manieren op de
●
warmtepomp worden aangesloten:
AS
●
ä
Het bijmengen van ventielatielucht is alleen toegestaan als de
woning is uitgerust met een ventilatiesysteem type C
"Natuurlijke toevoer met mechanische afvoer".
De regeling van de warmtepomp is standaard ingesteld op het
●
bijmengen met ventilatielucht (zie optie 2).
Stel in het configuratiemenu altijd in hoe het
luchttoevoerkanaal is aangesloten; zie
VENTILATIELUCHT.
Indien de afvoer van de mechanische ventilatie wordt
●
aangesloten op het luchttoevoerkanaal van de warmtepomp
moet hier een geluidsdemper tussen geplaatst worden.
Hierdoor wordt geluidsoverdracht naar de ventilatiekanalen
voorkomen.
Volg de instructies in
berekenen van de kanaallengte en instellen van de ventilatorstand.
1. Alleen buitenlucht
2. Buitenlucht + ventilatielucht
Het luchttoevoerkanaal
●
wordt vanaf de
dakaansluiting
rechtstreeks op de
warmtepomp
aangesloten.
●
Let op!
M3.3.4. VENTILATORSTAND
Het luchttoevoerkanaal
wordt vanaf de
dakaansluiting via een T-
stuk op de warmtepomp
aangesloten.
De afvoer van de
ventilatielucht wordt via
het T-stuk op het
luchttoevoerkanaal
aangesloten.
M3.3.13. BIJMENGEN
voor het
27