• Zelfs als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt slechts een deel van de informatie in het
kleurprofiel uitgeschakeld en kan het kleurprofiel nog steeds worden gebruikt om af te drukken.
Instelling voor papierbron van de toepassing uitschakelen (Disable the paper source setting of the
application software)
Hiermee schakelt u de methode voor papierinvoer uit die is ingesteld door de toepassing.
Bij sommige toepassingen, zoals Microsoft Word, kunnen de gegevens worden afgedrukt met een
invoermethode die verschilt van de instelling in het printerstuurprogramma. Schakel in dat geval deze
functie in.
Belangrijk
• Als deze functie is ingeschakeld, kan de methode voor papierinvoer gewoonlijk niet worden
gewijzigd vanuit het Canon IJ-afdrukvoorbeeld.
Papiergroepen opheffen (Ungroup Papers)
Hier stelt u de weergavemethode voor Mediumtype (Media Type), Paginaformaat (Page Size) en
Papierformaat printer (Printer Paper Size) in.
Als u de items afzonderlijk wilt weergeven, schakelt u het selectievakje in.
Als u de items als groep wilt weergeven, schakelt u het selectievakje uit.
Toepassingen mogen afdrukgegevens niet comprimeren (Do not allow application software to
compress print data)
Compressie van de afdrukgegevens van de toepassing is niet toegestaan.
Als afbeeldingsgegevens ontbreken in het afdrukresultaat of als de kleuren niet correct zijn, kunt u dit
mogelijk verbeteren door dit selectievakje in te schakelen.
Belangrijk
• Normaal gesproken schakelt u dit selectievakje uit.
Afdrukken na het maken van afdrukgegevens per pagina (Print after creating print data by page)
De afdrukgegevens worden gemaakt in pagina-eenheden en het afdrukken begint nadat één pagina
met afdrukgegevens is verwerkt.
Als een afgedrukt document ongewenste resultaten bevat, zoals strepen, kunt u het resultaat
mogelijk verbeteren door dit selectievakje in te schakelen.
Belangrijk
• Normaal gesproken schakelt u dit selectievakje uit.
Verlies van afdrukgegevens voorkomen (Prevention of Print Data Loss)
U kunt de omvang van de afdrukgegevens die met de toepassing zijn gemaakt, verkleinen en daarna
de gegevens afdrukken.
Afhankelijk van de gebruikte toepassing kunnen de afbeeldingsgegevens worden afgesneden of niet
correct worden afgedrukt. Selecteer in dat geval Aan (On). Selecteer Uit (Off) als u deze functie niet
gebruikt.
Belangrijk
• Als u deze functie gebruikt, kan de afdrukkwaliteit afnemen, afhankelijk van de afdrukgegevens.
Eenheid voor verwerking van afdrukgegevens (Unit of Print Data Processing)
Hier selecteert u de verwerkingseenheid van de afdrukgegevens die naar de printer worden
gezonden.
Normaal gesproken selecteert u Aanbevolen (Recommended).
305