8.6.
Voedingskabel en transmissiekabel geleiden
■
Zorg ervoor dat de voedingskabel en de transmissiekabel door
een leidingopening passeren.
■
Haal de voedingskabel door de bovenste opening van de
linkerzijplaat, door de voorkant van de hoofdunit (door de
leidingopening van de montageplaat voor de bedrading) of door
een breekopening die u moet maken in de onderplaat van de
unit.
(Zie afbeelding 16)
1
Elektrisch schema. Gedrukt op de achterzijde van het deksel van
de kast met elektrische onderdelen.
2
Voedings- en aardingsbedrading (in mantelbuis).
(Wanneer de leiding uit het zijpaneel vertrekt).
3
Transmissiebedrading
4
Leidingopening
5
Mantelbuis
6
Voedings- en aardingsbedrading
7
Knip de gearceerde zones weg vóór gebruik.
8
Deksel uitbreekopening
9
Kast met elektrische onderdelen (1)
10
Kast met elektrische onderdelen (2)
Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de uitbreek-
openingen
■
Het uitslaan van een uitbreekopening gebeurt met een hamer.
■
Na het uitslaan van de uitbreekopeningen brengt u best wat
reparatieverf aan op de randen en omgeving om roestvorming te
voorkomen.
■
Verwijder eventuele bramen van de uitbreekopeningen wanneer
u elektrische bedrading door de openingen voert. Omwikkel de
bedrading met beschermtape om beschadiging van de draden
te voorkomen, voer de draden door lokaal voorziene
beschermende mantelbuizen op die plaats, of installeer
geschikte lokaal voorziene draadnippels of rubberen bussen in
de uitbreekopeningen.
1
2
1
Uitbreekopening
2
Braam
3
Stop de uitbreekopeningen dicht met verpakkingsmateriaal (ter
plaatse klaarmaken) als de mogelijkheid bestaat voor kleine
dieren om de gaten in het systeem binnen te dringen.
■
Gebruik een stroomdraadleiding voor de voedings-
draden.
■
Zorg ervoor dat buiten de unit de laagspannings-
draden (nl. die voor afstandsbediening, tussen de
units enz.) en de hoogspanningsdraden niet dichtbij
elkaar lopen, d.w.z. ten minste 50 mm van elkaar
verwijderd. Als ze te dicht bij elkaar liggen, kan
interferentie, storingen en breuk ontstaan.
■
Sluit de voedingskabel aan op de voedingsklemmen-
strook en klem deze vast zoals beschreven onder
"8.8. Lokale kabelaansluitingen: voedingsbedrading"
op pagina
14.
■
Bedrading tussen de units moet worden bevestigd
zoals beschreven in
transmissiebedrading" op pagina
•
Bevestig de bedrading met de bijbehorende
klemmen zodat ze de leidingen niet raakt en er
geen externe krachten op de klem kunnen worden
uitgeoefend.
•
Zorg ervoor dat het deksel en de bedrading goed
zitten en sluit het deksel goed.
REYQ8+12P9Y1B + REYQ10-14-16P8Y1B
VRVIII-systeem airconditioner
4PW48462-1B – 07.2010
3
"8.7. Lokale kabelaansluitingen:
13.
8.7.
Lokale kabelaansluitingen:
transmissiebedrading
(Zie afbeelding 17)
1
Kast met elektrische onderdelen (1)
2
Kast met elektrische onderdelen (2)
3
Sluit nooit de voedingskabel aan
4
Naar buitenunit van ander systeem
5
Gebruik duplexdraden (geen polariteit)
6
BS-unit
7
Binnenunit
8
Binnenunit (alleen koelen)
■
De klemmen Q1 en Q2 (naar multi unit) van de kast met elektri-
sche onderdelen (1) zijn door middel van de interne transmissie-
bedrading aangesloten op de klemmen Q1 en Q2 van de kast
met elektrische onderdelen (2). Verwijder de interne transmissie-
bedrading niet.
■
De bedrading naar andere systemen moet worden aangesloten
op de klemmen F1/F2 (Out-Out) van de printplaat in de buiten-
unit waarop de onderlinge verbindingsdraden voor de BS-unit of
de binnenunits zijn aangesloten.
Transmissiebedrading bevestigen
In de schakelkast
1
Bevestig op de aangegeven plastic beugels met behulp van het
lokaal te voorziene klemmateriaal.
2
Bedrading tussen units (buitenunit-buitenunit) (F1+F2 rechts)
3
Bedrading tussen units (binnenunit-buitenunit) (F1+F2 links)
4
Interne transmissiebedrading (Q1+Q2)
5
Plastic beugel
6
Lokaal geleverde klemmen
Te veel hitte of te strak vastmaken bij het bevestigen van de draden
op het klemmenblok op de printplaat kan de printplaat beschadigen.
Bevestig voorzichtig.
Zie de onderstaande tabel voor het aanhaalmoment van de
aansluitpunten van de transmissiebedrading.
Schroefmaat
M3,5 (A1P)
(Zie afbeelding 21)
Aanhaalmoment (N•m)
0,80~0,96
Montagehandleiding
13