2.5.8 STEIGER MET TRALIELIGGERS (FIGUREN 45 T/M 48)
De tralieliggers worden gebruikt om een SL70-frame te
ondersteunen. Ze worden gewoonlijk op +4 m geplaatst,
in het vlak van de framebuizen, en worden zo bevestigd
dat de in het midden gelegen buiskoppelingen zich op
dezelfde hoogte als de frames bevinden. Voor
ondersteuning van de vloeren moet in het midden bij de
buiskoppelingen een korteling worden geplaatst voor
tussenliggende stahoogten (bijlage A, pagina 50 van
certificering Z-8.1-29).
De tralieliggers moeten in ieder geval aan de
steunframes en het middelste frame worden verankerd,
met korte ankerbuizen volgens figuur 17. Op een kwart
van de lengte moet aan weerszijden een verankering
volgens figuur 47 worden aangebracht. In plaats
daarvan kan ook een horizontale schoring volgens figuur
48 worden gebruikt.
TABEL 6:
Reactiekrachten onder de tralieliggers
VAKLENGTE
2.50m
2.50m
3.00m
3.00m
SL GEBRUIKSAANWIJZING
De onderste steunframes moeten worden verstevigd
met dwarsschoren (bijlage A, pagina 48 van certificering
Z-8.1-29). In plaats daarvan kan ook een buis met
draaikoppelingen geplaatst worden.
De indeling van de steigerverankering en de verticale
diagonalen hangt af van de opbouwvariant (figuren 27
t/m 36). Tot aan de hoogte van de overbrugging is een
extra diagonaal per niveau nodig.
Onder de steunframes van de tralieliggers leiden de
standaardbelastingen afhankelijk van de opbouwhoogte
en de toelaatbare uitrusting voor de gekozen vaklengte
tot het belastingsgeval "bedrijf" volgens tabel 6. Het
eigen gewicht van de houten vloeren moet in
aanmerking genomen worden.
STAANDER
binnen
buiten
binnen
buiten
H = 24m
H = 16m
18.3 kN
14.5 kN
23.1 kN
19.9 kN
21.4 kN
17.0 kN
21.8 kN
18.6 kN
H = 8
10.7 kN
16.7 kN
12.6 kN
15.4 kN
47