2.5.4 VANGSCHOT
Het vangschot bestaat uit console 74 met een opzetstuk
voor het vangschot (bijlage A, pagina 47 van het
certificeringsdocument Z-8.1-29). Het opzetstuk wordt
gebruikt ter ondersteuning van twee schuine
vloerelementen die door een dienovereenkomstig
gevormde vloerborging worden tegengehouden. De
spleet tussen de steigervloer en de consolevloer, moet
worden gedicht met de stalen overgangsvloer (bijlage A,
pagina 45 van het certificeringsdocument Z-8.1-29). Er
mogen geen materialen op het vangschot geplaatst
worden. Het moet daarom met een reling van de
steigervloer worden afgescheiden.
Het vangschot kan op elke hoogte aan de buitenzijde van
de SL70-steiger worden aangebracht. Bij montage op
meer dan 4 m hoogte moeten de onderste verticale
frames echter verstevigd worden met een dwarsschoor.
De vereiste verankering kan overgenomen worden van
de opbouwvarianten.
Ankerkrachten:
Loodrecht:
F = 1.8 kN (voor gesloten gevel)
F = 5.0 kN (voor open gevel)
Evenwijdig:
F = 5.5 kN (per V-anker)
Er mogen geen materialen op het
vangschot geplaatst worden.
FIGUUR 23:
Stalen overgangsvloer
Vangschot
26
Steel filler
Deck
Vangschot
Safety fan
2.5.5 DAKRANDBEVEILIGING
De dakrandbeveiliging bestaat uit een steunconstructie
en een vangnet. De steunconstructie dient aan de
bovenkant als afsluiting van de steiger en wordt
afhankelijk van de uitsteeklengte van de dakgoot op de
verticale frames van de SL70, op het
valbeveiligingsframe of op console 74 gemonteerd
(figuur 24). Op het verticale frame en de console moet
de steun met breedte SL70 worden gebruikt en op het
valbeveiligingsframe de steun met breedte SL100.
Console 74 moet bovendien worden uitgerust met de
consolesteun (bijlage A, pagina 44 van
certificeringsdocument Z- 8.1-29). In plaats daarvan kan
ook een steigerbuis met draaikoppeling geplaatst
worden.
Zie voor plaatsing van de dakrandbeveiliging de
opmerkingen over de veiligheid in verband met de
consoles.
Bij gebruik van het valbeveiligingsframe wordt de
bovenste verbinding van de verticale diagonaal voorzien
van een draaikoppeling 48.
De afstand van het valbeveiligingsnet tot de dakgoot
moet ten minste 0,70 m bedragen. Bij een
valbeveiligingshoogte van 2,00 m mag de vloer van de
valbeveiliging niet lager dan 1,20 onder de dakgoot
liggen (figuur 24).
vloerborging
Deck Retainer
consolesteun
Side bracket support
FIGUUR 24:
Dakrandbeveiliging
SL GEBRUIKSAANWIJZING