nl
6.2
Elektrische aansluiting
6.2.1
Voorbereiding
6.2.2
Pomp aansluiten
10
Installatie en elektrische aansluiting
GEVAAR
Levensgevaar door elektrische spanning!
Bij het aanraken van onderdelen onder spanning dreigt direct levensgevaar.
• Voor werkzaamheden de spanningsvoorziening verbreken en beveiligen tegen
herinschakelen.
• Open de regelmodule nooit en verwijder bedieningselementen nooit.
VOORZICHTIG
Gepulseerde netspanning kan schade aan de elektronica veroorzaken!
• Pomp nooit met pulsbreedtemodulatie gebruiken.
• Bij het in-/uitschakelen van de pomp door externe besturing, het pulseren van de
spanning (bijv. pulsbreedte modulatie) deactiveren.
• Bij toepassingen waarbij niet duidelijk is of de pomp met gepulste spanning wordt
gebruikt, door de fabrikant van de regeling/installatie laten bevestigen dat de
pomp met een sinusvormige wisselspanning wordt gebruikt.
• In-/uitschakelen van de pomp via triacs/halfgeleiderrelais indien nodig controle-
ren.
ƒ
Het stroomtype en de spanning moeten overeenkomen met de gegevens op het
typeplaatje.
ƒ
Zorgen voor maximale voorzekering: 10 A, traag.
ƒ
Als er een lekstroom-veiligheidsschakelaar (RCD) wordt toegepast, wordt aanbe-
volen om een RCD-type A (pulsstroomsensitief) te gebruiken. Controleer daarbij of
de regels voor de coördinatie van elektrische apparatuur in de elektrische installatie
in acht worden genomen en pas de RCD hier indien nodig op aan.
ƒ
Pomp uitsluitend met sinusvormige wisselspanning gebruiken.
ƒ
Rekening houden met schakelfrequentie:
–
In-/uitschakelingen via netspanning ≤ 100/24 h.
–
≤ 20/h bij een schakelfrequentie van 1 min. tussen in-/uitschakelingen via net-
spanning.
LET OP
De inschakelstroom van de pomp is < 5 A. Als de pomp via een relais in- en uitge-
schakeld wordt, moet worden gecontroleerd of de relais een inschakelstroom van
minstens 5 A kan schakelen. Eventueel meer informatie aan de fabrikant van de ke-
tel/regeling vragen.
ƒ
Elektrische aansluiting via een vaste aansluitleiding met een connector of een
meerpolige schakelaar met ten minste 3 mm contactopeningsbreedte tot stand
brengen (DIN EN 60335-1).
ƒ
Als bescherming tegen lekwater en voor de trekontlasting aan de kabelschroefver-
binding een aansluitleiding met voldoende grote buitendiameter gebruiken (bijv.
H05VV-F3G1,5).
ƒ
Bij mediumtemperaturen van meer dan 90 °C een warmtebestendige aansluitlei-
ding gebruiken.
ƒ
Verzekeren dat de aansluitleiding niet met leidingen of met de pomp in contact
komt.
Wilo-Connector monteren
ƒ
Aansluitleiding van de spanningsvoorziening loskoppelen.
ƒ
Op de klemmentoewijzing (PE, N, L) letten.
ƒ
Wilo-Connector aansluiten en monteren (Fig. 5a t/m 5e).
WILO SE 2023-02