Parametrering
Parametermenu Beschermingsfuncties
1 Parametrering
1.5 Beschermingsfunct.
1.5.1 Anti-blokkering
Start
Duur
1.5.2 Collectorontdooiing
Activering
t ontdooiing
1.5.3 Vorstbescherming
Activering
T-ref
T-aan
Soort glykol
Ethyleenglycol
Aandeel glycol
Boiler
Voorrangsoiler
1.5.4 Anti-legionella
Activering
Interval
T-legionella
t-aan
t-bewaak
1.5.5 Boilerkoeling
Activering
Hyst bo1
Hyst bo2
t-aan
t-uit
Terugbalancering
1.5.6 Soft-lading
Activering
T-min bo1
T-min bo2
Begin
Einde
De pompen moeten dagelijks draaien om te verhinderen dat ze blokke-
ren. Deze functie treedt niet in werking zolang de pompen in de instelmo-
11:00
dus geactiveerd worden. Tijdstip en bedrijfsduur vastleggen.
5s
Met ›Ontdooiing‹ kunnen bevroren collectoren opgewarmd worden. De
boiler wordt daarbij afgekoeld!
p
Looptijd van de pomp instellen.
5min
Activering en instelling van de antivriesfunctie voor de collector.
Met ›T-aan‹ de antivriestemperatuur voor met water gevulde installaties
p
invoeren. Bij gebruik van antivriesmiddelen kunnen het type en de ver-
5,0°C
houding ingevoerd worden, de antivriestemperatuur wordt automatisch
5,0°C
berekend. Bij installaties met twee boilers moet hier met
›Eersterangsboiler‹ of ›Tweederangsboiler‹ nog de bron van de antiv-
60Vol%
rieswarmte geselecteerd worden.
De antivriesfunctie van de regelaar kan de verwarmingsinstallatie
beschermen tegen schade ontstaan door bevriezing van het me-
dium. Voer daartoe de allerlaagste temperatuur ›T-aan‹ in waarbij een
met water gevulde installatie zonder antivriesmiddel nog schadevrij kan
blijven. Bij gebruik van antivriesmiddelen bepaalt de regelaar op basis
van de ingevoerde waarden voor type en verhouding de aangepaste an-
tivriestemperatuur, die vervolgens als ›T-ref‹ weergegeven wordt.
Deze parameters moeten conform de nationale voorschriften door de
installateur vastgelegd worden. Met ›Functie‹ bepaalt u de periode in da-
p
gen (1d - 7d) waarin minstens eenmaal een handeling moet worden uit-
1 dag
gevoerd ter vermindering van het aantal legionellabacteriën. Met ›T-aan‹
65,0°C
bepaalt u het tijdstip in de dag voor een eventuele naverwarming. ›T-
01:00
legionella‹ definieert de ontsmettingstemperatuur. Met ›T-monit‹ wordt
60min
het minimuminterval voor de ontsmetting gedefinieerd.
Hier worden de parameters voor de afkoeling van de boiler gedefinieerd.
Met ›T-aan‹ en ›T-uit‹ bepaalt u de periodes waarin de boiler via de coll-
p
ector gekoeld moet worden, met ›Hyst Bo1‹ en ›Hyst Bo2‹ de hysterese
2,0K
voor inschakeling. Bij activering van de herbalancering wordt de via de
2,0K
collector afgegeven warmte uit de energiebalans gehaald.
00:00
07:00
p
De Soft-verwarming zorgt voor een bescherming van de installatie, om al
te hoge boilertemperaturen te voorkomen. De starttemperaturen voor
p
twee boilercircuits, alsook de periode daarvoor worden hier vastgelegd.
45,0°C
45,0°C
Bij zonnecircuits met hoogrendementspompen wordt de noodu-
30.05.
itschakeling van de collector tot 100 °C verminderd, om de pomp
31.07.
te beschermen. Bij hogere temperaturen is Soft-verwarming niet
mogelijk!
160
nl