•
Voor de beste prestaties en een minimumaantal papierstoringen wordt u aangeraden geen enveloppen te
gebruiken die:
–
gemakkelijk krullen;
–
aan elkaar kleven of beschadigd zijn;
–
vensters, gaten, perforaties, uitsnijdingen of reliëf bevatten;
–
metalen klemmetjes, strikken of vouwklemmetjes bevatten;
–
zijn samengevouwen;
–
zijn voorzien van postzegels;
–
een (gedeeltelijk) onbedekte plakstrook hebben als de klepzijde is gesloten of is dichtgeplakt;
–
gebogen hoeken hebben;
–
een ruwe, geplooide of gelaagde afwerking hebben.
•
Pas de breedtegeleider aan zodat deze overeenkomt met de breedte van de enveloppen.
•
Plaats nooit enveloppen van een verschillend formaat tegelijk in de lade. U mag enveloppen alleen in de
standaardlade plaatsen. Leg ze met de klep naar beneden en naar links tegen de linkerkant van de lade.
•
Gebruik alleen enveloppen met een klep die het gebied afdekt waar de naden elkaar raken. Raadpleeg de
volgende afbeeldingen voor meer informatie:
1
Naden worden afgedekt door de klep van de envelop (ondersteund)
2
Naden worden niet afgedekt (niet ondersteund)
Opmerking: Een combinatie van hoge luchtvochtigheid (boven 60%) en hoge printertemperaturen kunnen de
enveloppen kreuken of sluiten.
43