3. Opnamemodussen
Automatisch werkende functies
∫
•
De volgende functies worden automatisch uitgevoerd om het toestel in staat te stellen optimale
instellingen tot stand te brengen.
–
Scènedetectie
–
Compensatie van de achtergrondverlichting
–
[Gezicht/ogen detecteren]
–
Automatische witbalans
–
Intelligente regeling ISO-gevoeligheid
–
[Rode-ogencorr]
–
[I.resolutie]
–
[Int.dynamiek]
–
[Lang sl.n.red]
–
[Schaduwcomp.]
–
[Quick AF]
–
[AF ass. lamp]
Auto Focus, Gezichts-/Oogdetectie en Gezichtsherkenning
∫
De Auto Focusmodus wordt automatisch op [š] gezet. Als u het onderwerp aanraakt, zal
de functie AF Tracking werken. De functie AF Tracking zal ook werken als u op 2 drukt en
de sluiterknop vervolgens tot halverwege indrukt.
(zie voor details over AF Tracking P144.)
•
Als [
], [
] of [
dat zich het dichtst bij de camera bevindt terwijl de belichting
geoptimaliseerd zal worden voor het gezicht.
In de Intelligent Auto Plus modus of de Intelligent Auto modus kunt u het
scherp gestelde oog niet veranderen. ([Gezicht/ogen detecteren])
•
Tijdens AF Tracking werkt de scènedetectie niet zolang het onderwerp vergrendeld is.
•
Wanneer [Gezicht herk.] op [ON] gezet is en een gezicht gedetecteerd wordt dat lijkt op het
geregistreerde gezicht, dan wordt [R] weergegeven op de rechter bovenkant van [
[
].
Over de flitser
∫
Als de externe flitser uitgeschakeld is, zal het op [Œ] gezet worden; als hij ingeschakeld
wordt, zal het op [
Als de externe flitser ingeschakeld wordt, zal de camera de flitser automatisch op [
[
] (Auto rode-ogenreductie), [
en de helderheid ervan.
•
Raadpleeg
P203
voor informatie over hoe een externe flitser bevestigd moet worden.
•
Wanneer [
] of [
•
De Sluitertijd zal langzamer zijn tijdens [
•
Verwijder de externe flitser als u er geen foto's mee maakt.
] ingesteld is, zal scherp gesteld worden op het oog
] (Auto) gezet worden.
] of [
] ingesteld is, is de rode-ogenverwijdering ingeschakeld.
] zetten, afhankelijk van het soort onderwerp
] of [
].
77
], [
] en
],