3.
Opstart
3.1.
Alvorens de pomp voor de allereerste keer op te starten, voorzie de pomp van een beetje
vloeistof die verpompt wordt in de pompbehuizing om zo de pomp te helpen bij het
aanzuigen. Controleer met de hand of de pomp vrij kan draaien.
3.2.
Controleer of alle kleppen in de zuig- en persleiding open zijn.
3.3.
Start de motor en controleer de draairichting. Kijk vanaf het uiteinde van de as of de
pompaansluiting aan de rechterzijde gekozen is als zuigaansluiting en de pomp-as moet
draaien in uurwijzers zin. Let op: indien de pomp voorzien is van een overstortventiel,
moet het deksel met instelbare schroef zich bevinden aan de zuigzijde. Indien de
draairichting van de pomp omgekeerd wordt, moet het overstortventiel eveneens
verwisseld worden of moet een dubbel overstortventiel geplaatst worden.
3.4.
Motor gedreven pompen zijn in het algemeen voorzien van industriële koppelingen. Start
de motor met de koppeling in vrij stand en voer de motor geleidelijk op tot de
uiteindelijke draaisnelheid. Schakel de koppeling voorzichtig in en versnel de motor tot
de ingestelde snelheid bereikt wordt.
4.
Asafdichting
4.1.
Stopbuspakking
Indien er te veel lekkage rond de as is, draai dan geleidelijk de bouten iets vaster.
Let op: draai nooit de bouten van de stopbuspakking te vast. Tijdens de werking moet er
vloeistof lekken langs de pakking voor smering en koeling. Als dit verlies van vloeistof
gevaarlijk is omwille van corrosie of kans op brand, dient een mechanische dichting
geplaatst te worden.
www.bedu.eu