5-2. Storingen
Probleem
Geen lasspanning; het apparaat werkt
totaal niet; 'gereed'-lampje uit.
totaal niet; 'gereed'-lampje uit.
Geen lasspanning; 'Gereed'-lampje
brandt.
Geen lasspanning;
oververhittingslampje brandt.
Geen lasspanning;
oververhittingslampje knippert.
Geen lasspanning. Het blauwe lampje
knippert onafgebroken, het gele LED-
knippert onafgebroken, het gele LED-
lampje is uit.
Geen lasspanning. Het blauwe lampje
knippert steeds 3 maal, het gele LED-
lampje is uit.
Geen lasspanning. Het blauwe lampje
knippert steeds 4 maal, het gele LED-
lampje is uit.
Onregelmatige of onjuiste lasboog of
uitgangsspanning.
uitgangsspanning.
De ventilator werkt niet.
Problemen met vuldraadlassen: moeilijk
starten; slechte laskenmerken; onge-
starten; slechte laskenmerken; onge-
bruikelijk spatten.
OM-2246 Pagina 12
Zet de lijnscheidingsschakelaar op Aan.
Controleer de lijnzekering(en) en vervang ze indien noodzakelijk, of reset de stroomonderbreker.
Zorg dat de voedingskabel correct is aangesloten en dat de contrastekker voeding krijgt.
Controleer of de laskabels stevig in de contrastekkers zitten en maak eventueel loszittende kabels
goed vast.
Controleer de aansluiting van de werkklem op het lasobject en herstel een eventuele slechte
aansluiting.
Het apparaat is oververhit, waardoor het zichzelf thermisch heeft uitgeschakeld. Laat het apparaat
afkoelen met de ventilator aan (zie Hoofdstuk 3-2).
Verkort de inschakelduur of verlaag de stroomsterkte.
Controleer of de luchtstroom naar het apparaat geblokkeerd/slecht is en herstel dit
(zie Hoofdstuk 3-4).
Zet de hoofdschakelaar op Off en vervolgens weer op On. Als het lampje blijft knipperen, neem dan
contact op met een door de fabriek erkend servicebedrijf.
De lijnspanning is te hoog of te laag. De lijnspanning moet binnen de grens van
Het apparaat moet worden gereset. Zet de hoofdschakelaar op Off en vervolgens weer op On. Als het
probleem hiermee niet is opgelost, neem dan contact op met een door de fabriek erkend servicebedrijf.
De afstandsbediende trekker is nog geactiveerd. Schakel de afstandsbediende trekker uit, wacht
5 seconden en start opnieuw.
Het apparaat moet worden gereset. Zet de hoofdschakelaar op Off en vervolgens weer op On. Als het
probleem hiermee niet is opgelost, neem dan contact op met een door de fabriek erkend servicebedrijf.
Gebruik een laskabel van het juiste formaat en type (raadpleeg uw leverancier).
De lashulpstukken schoonmaken en vastzetten.
Controleren en de polariteit omkeren; controleer op slechte aansluitingen op het lasobject en herstel
deze.
Het apparaat is niet voldoende opgewarmd voor ventilatorkoeling.
Kijk of er iets is dat de ventilator blokkeert, waardoor hij niet kan draaien.
Laat een door de fabriek aangewezen onderhoudsmonteur de ventilatormotor en het besturingscircuit
nakijken.
Gebruik het juiste type elektrode van het juiste formaat.
Controleer de polariteit van de elektrode en keer hem om; nakijken op slechte aansluitingen en
herstellen.
Zorg dat er geen afstandsbediening is aangesloten.
Oplossing
±
10% blijven.