2.7
Problemen verhelpen
Probleem
Het apparaat stopt en het
beschermgas-indicatielampje brandt.
Slecht lasresultaat
Oververhittingslampje brandt
Draad beweegt niet of draadaanvoer
raakt verstrikt
Het controlelampje van de
NL
hoofdschakelaar gaat niet aan.
Als het probleem met het apparaat door deze maatregelen niet verholpen wordt, dient u
contact op te nemen met de onderhoudsservice van KEMPPI.
14
FitWeld Evo 300
Oorzaak
De maximale stroomsnelheid van de gasfles is ingesteld op een lagere waarde dan
de stroomsnelheid die u wilt instellen met de FitWeld 300-regelschroef.
• Bij de gaskraan op de gasfles moet u de stroomsnelheid hoger instellen dan
de waarde die voor het lassen gewenst is. De uiteindelijke instelling van de
stroomsnelheid van het gas gebeurt met de instelschroef binnenin het FitWeld-
draadvak.
Verschillende factoren beïnvloeden de laskwaliteit.
• Controleer of de werkstukklem goed aan het werkstuk bevestigd is en of de
contactplaats schoon is. U moet zorgen dat de kabel en de aansluitingen in orde
zijn.
• Controleer of het voltage en de draadsnelheidinstellingen op het functiepaneel
correct zijn voor de gegeven draaddiameter en het draadtype.
• Controleer of de stroomsnelheid van het beschermgas uit het gasmondstuk correct
is.
• Controleer of het beschermgas past bij het gebruikte toevoegmateriaal.
• Controleer of de draadaanvoersnelheid constant is en regel deze bij indien nodig.
• Controleer of het voltage van de primaire aansluitspanning niet onregelmatig, te
hoog of te laag is.
Apparaat is oververhit geraakt.
• Zorg dat de koellucht ongehinderd kan stromen.
• De inschakelduur van het apparaat is overschreden. Wacht tot het lampje uitgaat.
• Te lage of te hoge voedingsspanning.
Aandrijfrollen, liner of draadmondstuk kunnen defect zijn.
• Controleer of de aandrijfrollen niet te strak of te los staan afgesteld.
• Controleer of de groef van de aandrijfrol niet overmatig versleten is, of dat de rol
de verkeerde maat heeft voor de gebruikte lasdraad.
• Controleer of de liner de juiste diameter heeft en niet geblokkeerd of versleten is.
Vervang deze indien nodig.
• Controleer of het draadmondstuk voor de toegepaste draad geschikt is en of deze
niet versleten of geblokkeerd is.
Het apparaat krijgt geen primaire aansluitspanning.
• Controleer de zekeringen van de netspanning
• Controleer de netkabel en de stekker