7•10 BESTUREN VAN DE MAAIMACHINE
7•10•1 PEDALEN (C AFBEELDING 7)
• Motor starten : zie voorgaand hoofdstuk.
• Neem de handrem los.
• Het rijden van uw maaimachine wordt door twee pedalen (c) aan
de voorkant van de rechter treeplank bediend.
• Druk licht op het rechterpedaal om de machine vooruit te doen rijden
of licht op het linkerpedaal om haar achteruit te doen rijden.
• Druk voorzichtig op de rechterpedaal om de snelheid naar voren te
controleren. Druk voorzichtig op de linkerpedaal om de snelheid
naar achteren te controleren.
• Kies de voorwaartse snelheid die overeenkomt met een voldoende
maaikwaliteit.
Bij een te hoge snelheid kan niet adequaat worden gemaaid en
evenmin als de draaisnelheid van de messen daalt door een te zware
maailast.
• Houd de motor tijdens het maaien op het hoogste toerental.
• Wanneer bij maaien van hoogopstaand gras op een helling het toerental
van de motor daalt, druk dan niet het vooruit pedaal verder in, maar ga
langzamer rijden. De pedalen zijn geen versnellingspedalen, en u kunt
er het motortoerental niet mee regelen.
ATTENTIE :
Om de zitmaaier snel tot stilstand te brengen:
neem de voet van het vooruitpedaal en trek de handrem aan.
ATTENTIE :
Trek altijd de handrem aan voor u de bes-
tuurdersstoel verlaat.
7•10•2 MAAIEN OP HELLINGEN (AFBEELDING
8)
• De zitmaaier is geschikt voor maaien op hellingen tot ongeveer
17,6% (10°).
• Houd te allen tijde het maaischema van beeld 8.
• Neem bij werken op hellingen de volgende voorschriften in acht:
- Rijd niet te snel weg.
- Houd op hellingen een lage snelheid aan om de controle over de
machine niet te verliezen.
- Wegrijden op hellingen (omhoog of omlaag): zet de handrem
los en breng de machine meteen in beweging met behulp van de
bedieningspedalen.
- Wees vooral voorzichtig tijdens het omkeren op hellingen.
- Bereid u voor op de richtingsverandering en verlaag de snelheid,
om te voorkomen dat u de controle over de machine verliest.
- Trek meteen de handrem aan, zodra de machine stopt.
7•10•3 REGELEN MAAIHOOGTE (6 STANDEN,
A AFBEELDING 9)
• Maaidek optrekken: druk de vergrendelknop van de hendel in en
trek de hendel omhoog.
• Om de hendel te vergrendelen, de knop loslaten.
• Maaidek laten zakken: druk de vergrendelknop van de hendel in en
druk de hendel omlaag.
• Laat de knop los op de gewenste positie.
• Gebruik een hoge maaistand voor hoogopstaand en nat gras (stand
4, 5 en 6).
• Gebruik een lage stand (stand 1, 2, 3) bij vlakke, regelmatig onder-
houden gazons.
22
7• BEDIENING
7•11 MAAIEN (AFBEELDING 8)
• Beeld 8 illustreert, hoe een gazon zo efficiënt mogelijk gemaaid
kan worden. Het maaischema voorkomt nauwe bochten en nodeloos
rijden.
• Controleer de staat van de messen, hun montage en stand voor het
maaien. Zie paragraaf - Onderhoud van het maaidek, pagina 27.
• Controleer tevens de goede bevestiging van de opvangbak of de
deflector.
• Voor het verkrijgen van een vlak-gemaaid gazon is het belangrijk
dat de spanning van de voorbanden 1,2 bar en de achterbanden
0,8 bar bedraagt.
• Voor een optimale werking van het grasvangsysteem bij maaien met
het maaidek in lage positie dient men langzaam te rijden.
7•12 GRASVANGSYSTEEM (AFBEEL-
DINGEN 9, 10, 11 EN 12)
7•12•1 GRASVANGBAK LEDIGEN (B AF-
• De hendel (b) waarmee de opvangbak in de stand «ledigen» wordt
gebracht is links van de zitting aangebracht.
• Ledigen : hendel naar achteren bewegen.
• Maaien : hendel naar voren bewegen.
• Om het verzamelen van het gras na het maaien te vergemakkelijken,
is het raadzaam de grashopen op twee of drie plaatsen te groeperen,
in plaats van deze her en der over het terrein te verspreiden.
• Dankzij de eenvoud en snelheid van het hydraulische legen, is het
niet nodig om hiermee te wachten tot de bak geheel gevuld is.
• Leeg de opvangbak, zelfs wanneer deze nog niet helemaal vol is,
daarom telkens wanneer u in de buurt van een grashoop komt. Aldus
voorkomt u onnodige ritten.
ATTENTIE!
kan voldoende kracht bezitten om de huid te doordringen en
ernstige verwondingen te veroorzaken. Er moet onmiddellijk
medische hulp worden gehaald.
7•13 VERLICHTING
De kop/staartverlichting, de dimlichten en grote lichten worden bediend
met de draaischakelaar (afbeelding 3 pagina 8).
• Als uw machine is uitgerust met de MX103 verlichtingskit (afbeelding
42) kan hij worden erkend in verschillende landen. Vraag uw dealer
om inlichtingen voor de aanvraag.
• Controleer of de verlichting goed werkt voordat u over de openbare
weg gaat rijden.
• De verlichting op uw zitmaaier is alleen bestemd voor het rijden. Hij
is niet geschikt om 's nachts mee te werken, of anders moet u werken
met een goede kunstmatige verlichting.
7•14 HANDREM (A AFBEELDING 13)
De remhendel voor het parkeren (a) bevindt zich rechts van de zitplaats.
Om de rem vast te zetten, trek de hendel naar boven.
Om deze weer van de rem te zetten, ontgrendel eerst het mechanisme
met behulp van de manœuvreerknop en laat de hendel zakken.
ATTENTIE :
tuurdersstoel verlaat.
BEELDING 9)
Ontsnappende hydraulische olie onder druk
Trek altijd de handrem aan voor u de bes-