Rijrichtingshendel (indien
aanwezig)
Vooruit (1) - Duw de hendel naar voren.
De heftruck rijdt vooruit.
Neutraal (2) - Zet de hendel in de
middenpositie. De heftruck mag niet
bewegen met de hendel in de neutrale
stand.
Wanneer de bestuurder de stoel verlaat, of de
sleutelschakelaar uitzet, moet de hendel terug naar
NEUTRAL. Als het gaspedaal wordt ingetrapt
voordat het contactslot in de stand ON (Aan) wordt
gezet, rijdt de heftruck niet totdat het pedaal wordt
losgelaten en opnieuw wordt ingetrapt. De heftruck
zal niet bewegen totdat het gaspedaal wordt
losgelaten en de hendel weer op NEUTRAL wordt
gezet.
LET OP: Wachtmodus: deze modus treedt in
werking in de volgende situatie. De stoelschakelaar
is gesloten, de sleutel is ingeschakeld en de
directionele
bedieningshendel
seconden in NEUTRAAL staat, zonder dat de
bestuurder de besturingselementen bedient.
De stroomonderbreker gaat open en de stuurmotor
wordt uitgezet om energie te besparen.
De heftruck blijft in deze modus totdat de
bestuurder
de
directionele
beweegt, op het gaspedaal duwt en/of een
regelklephendel verplaatst.
Achteruit (3) - Trek de hendel naar de
gebruiker. De heftruck rijdt achteruit.
LET OP: schakelaar voor rijrichting kan worden
gebruikt om elektrisch te remmen ('pluggen'). Als u
snelheid wilt minderen of stoppen, zet u de
schakelaar voor de rijrichting in de tegengestelde
richting terwijl u het gaspedaal ingedrukt houdt. De
heftruck komt langzaam tot stilstand en rijdt
vervolgens in de tegengestelde richting weg.
langer
dan
vijf
bedieningshendel
55
Wanneer de bestuurder de zetel opent) terwijl de
heftruck in beweging is, verliest de aandrijfmotor
kracht. Wanneer dit gebeurt, laat u het gaspedaal
los, sluit de zetelschakelaar (bestuurderszetel), zet
u de directionele bedieningshendel in NEUTRAL en
vervolgens in de gewenste rijrichting. Trap het
gaspedaal in.
Hendel hefmechanisme
De hefcontrole van de vorken bevindt zich aan de
rechterkant
van
de
hefmechanisme is de hendel aan de linkerkant.
Lower (Omlaag, 1) - Duw de hendel
langzaam naar voren om de vorken
langzaam in de laagste stand te brengen.
Hold (stilstand 2) - Laat de hefhendel
los. De hendel gaat terug naar de
middelste stand (stilstand) en de vorken
blijven in de positie waarin ze zich
bevinden.
Raise (Omhoog, 3) - Trek de hendel
langzaam naar achteren om de vorken
omhoog te brengen.
LET OP: Om een plotselinge verplaatsing van de
last te voorkomen, moeten alle hendels voor heffen,
neigen en hulpstukbesturing gelijkmatig worden
bediend.
Hoofdstuk Gebruik
bestuurder.
De
Hendel