Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Installatie in gebruik nemen
De installatieconfiguratie wordt met behulp van de
inbedrijfstellingsassistent uitgevoerd, de configuratie
van parameters en systeemcontrollers moet individu-
eel naar behoefte worden uitgevoerd (zie volgende
hoofdstuk en servicehandleiding "PLC-regeling").
Configuratieverloop
Serviceaanwijzing "PLC-regeling"
Elektronische stromingsbewaker, type IFM controleren
Afb. 36
Werkingsindicator van de stromingsbewaker
Led
Meerdere leds branden groen.
Led "9" knippert groen.
Led "0" knippert groen.
Led voor schakelpunt brandt oranje.
50
(vervolg)
Opmerking
Type en omvang van de parameters hangen af van het
type warmtepomp en van de gekozen installatieconfi-
guratie.
Aanwijzingen in de afzonderlijke servicehandleiding
'PLC-regeling' naleven, anders is er geen recht op
garantie.
Opmerking
De elektronische stromingsbewaker wordt uitsluitend
bij de werkwijze "Water-water met tussencircuit"
gebruikt.
De stromingsbewaker controleert het minimumdebiet
dat voor de werking van de warmtepomp noodzakelijk
is.
1. Sensorpunt regelmatig op afzettingen controleren.
2. Sensorpunt evt. met een doek reinigen.
Vastzittende afzettingen (bijv. kalk) verwijderen met
een schoonmaakmiddel op basis van azijn.
3. Spanningsvoorziening inschakelen.
De leds "0" tot "9" gaan na elkaar groen branden
en gaan dan weer uit.
Daarna gaat de werkingsindicator aan.
Betekenis
Weergave tussen geen (geen led brandt) en max. debiet (alle
leds branden groen).
Hoe hoger het debiet, hoe meer leds groen oplichten.
Debiet hoger dan nominale debiet.
Evt. werkingsindicator afstellen (high-flow-afstelling, zie la-
ter), bijv. indien circulatiepomp voor een groter debiet gedi-
mensioneerd moest worden.
Debiet lager dan minimumdebiet.
Opmerking
Indien het debiet niet hoger ligt dan het schakelpunt, wordt
een storing gemeld aan de warmtepompregeling. Storings-
melding, zie servicehandleiding "PLC-regeling".
Schakeluitgang gesloten, warmtepomp gebruiksklaar.