Montageverloop
Hydraulisch aansluiten
2. Secundaire leidingen op warmtepomp aansluiten.
!
Opgelet
Mechanisch belaste hydraulische verbindin-
gen veroorzaken lekkage, vibraties en
schade aan het toestel.
Leidingen bij de installateur moeten belas-
tingvrij en spanningsvrij worden aangeslo-
ten.
!
Opgelet
Een niet zorgvuldig gesloten behuizing kan
tot schade door condenswater leiden.
Bij de leidingdoorvoeren aan de linker zij-
■
plaat op de juiste positie van de doorvoer-
tules letten.
■
Leidingdoorvoeringen luchtdicht afsluiten.
Behuizingsventilatie
De behuizingsventilatie dient voor het naleven van de
maximaal toegestane behuizingstemperatuur en voor
de ventilatie van de behuizing bij een koudemiddellek.
Een temperatuursensor in de behuizing registreert de
actuele temperatuur. De optionele koudemiddelsensor
moet aan de behuizing worden gemonteerd. Zie
afbeelding 27.
Stijgt de temperatuur boven 55 °C of meet de koude-
middelsensor een koudemiddelconcentratie boven de
grenswaarden, dan wordt de ventilator aan de achter-
wand (aansluitingzijde) in werking genomen. De venti-
lator zuigt toevoerlucht via de luchtopeningen aan de
onderkant van de beide zijplaten aan.
Zodra de temperatuur onder 50 °C daalt resp. de kou-
demiddelconcentratie onder de grenswaarde is, scha-
kelt de ventilator opnieuw uit.
De maximale rookgasprestatie via de ventilator
bedraagt 3,5 kW, het maximale debiet 550 m
32
(vervolg)
3
/h.
3. Secundair circuit volgens VDI 2035 vullen en ont-
luchten.
4. Leidingen binnen het gebouw isoleren.
Opmerking
In vloerverwarmingscircuits moet door de installateur
■
een thermostaat als maximumtemperatuurbegren-
zing voor de vloerverwarming worden ingebouwd.
■
Het minimumdebiet garanderen, bijvoorbeeld met
overstortklep (zie "Technische gegevens"
pagina 68).
Opmerking
De beide zijplaten met de geïntegreerde luchtopenin-
gen moeten aan de tegenoverliggende zijde van de
ventilator aangebracht worden.
De omgevingstemperatuur van de warmtepomp mag
niet meer dan 28 °C bedragen. Indien nodig moet de
installateur de nodige maatregelen treffen.
We raden aan om de afvoerlucht uit de behuizing naar
de open lucht te leiden en een koudemiddelsensor
voor de bewaking van koudemiddellekkages te monte-
ren. De in de open lucht afgeleide afvoerlucht moet
met dezelfde hoeveelheid als de toevoerlucht in de
machineruimte nastromen.
De behuizingsventilator kan geen bijkomend drukver-
lies (bijv. voor een geleide afvoerlucht) overwinnen.
Debiet via behuizing: 350 m
Indien nodig bijkomende ventilator voor geleide afvoer-
lucht verbouwen.
Het minimale debiet van de extra ventilator mag niet
meer dan 400 m
3
/h bedragen.
3
/h.