Plaatsing van het apparaat In ruimten waar kan worden ge-
Temperatuurinstelling
in standen
Temperatuurinstelling
in graden
(Digitale weergave)
Dagelijks gebruik
Normaal energieverbruik
ventileerd
Op een plaats waar de zon niet di-
rect op kan schijnen
Niet naast een warmtebron (ver-
warming, fornuis)
Bij een kamertemperatuur van ca.
20 °C
Instelling van één van de middel-
ste standen: 2 of 3.
Vak voor wijnflessen: 8 tot 12 °C
Koelzone: 4 tot 5 °C
0° zone: ca. 0 °C
Diepvrieszone: - 18 °C
Open de deur alleen wanneer dat
nodig is en dan nog zo kort moge-
lijk.
Leg de levensmiddelen bij het in-
ruimen meteen op de goede plek.
Laat warme levensmiddelen en
dranken eerst afkoelen.
Leg de levensmiddelen alleen af-
gedekt of verpakt in het apparaat.
Leg ingevroren producten in de
koelzone wanneer ze moeten ont-
dooien.
Plaats de levensmiddelen niet te
dicht op elkaar zodat de lucht tus-
sen de levensmiddelen kan circu-
leren.
Het besparen van energie
Te hoog energieverbruik
In gesloten ruimten waar niet kan
worden geventileerd
Op een plaats waar de zon direct
op kan schijnen
Naast een warmtebron (verwar-
ming, fornuis)
Bij een hogere omgevingstempe-
ratuur
Hoe hoger de stand, hoe lager de
temperatuur, des te hoger het
energieverbruik
Bij apparaten met winterschake-
ling: schakel bij omgevingstempe-
raturen lager dan 16 °C de winter-
schakeling uit.
De temperatuur in het apparaat
wordt hoger naarmate de deur va-
ker wordt geopend en de deur
langer geopend blijft.
Moet u lang zoeken, dan stijgt de
temperatuur.
Zijn de levensmiddelen nog warm,
moet de motor langer werken om
de vereiste temperatuur te berei-
ken.
Wanneer vloeibare stoffen in de
koelzone condenseren neemt de
koelcapaciteit af.
11