Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Vorstbeveiliging; Elektrische Aansluiting; Inbedrijfstelling; Algemeen - Dimplex LA 6TU Montage- En Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

Vorstbeveiliging

Als vorstbeveiliging moet de pomp met de hand worden geleegd
(zie afbeelding). Indien de warmtepompmanager en de
verwarmings-circulatiepomp
vorstbeveiliging
van
de
buitenbedrijfstelling van de warmtepomp of bij stroomuitval moet
de installatie worden geleegd. Bij warmtepompsystemen waarbij
stroomuitval niet herkend kan worden (vakantiehuis), moet de
verwarmingskring met een geschikte vorstbeveiliging worden
gebruikt.

6.3 Elektrische aansluiting

De vermogensaansluiting van de warmtepomp wordt via een
conventionele 5-aderige kabel aangesloten.
De kabel moet ter plekke beschikbaar worden gesteld en de
draaddoorsnede
conform
de
warmtepomp
(zie
bijlage
betreffende VDE- (EN-) en VNB-voorschriften worden gekozen.
De spanningsvoorziening voor de warmtepomp moet worden
voorzien van een alpolige afschakeling met ten minste 3 mm
contactopeningsafstand (bijv. een hoofdschakelaar van het
energiebedrijf) en een 3-polige vermogensschakelaar met één
uitschakeling voor alle buitenkabels (uitschakelstroom volgens
toestelinformatie).
Bij het aansluiten moet het rechtsdraaiende veld van de
lastvoeding gegarandeerd worden.
Fasenvolgorde: L1, L2, L3.
OPGELET!
Let bij het aansluiten van de voedingskabel op het rechtsdraaiende veld
(bij een foutief draaiveld heeft de warmtepomp geen capaciteit en maakt
veel lawaai en het kan tot compressorschade leiden).
De stuurspanning wordt via de warmtepompmanager gevoed.
De stroomvoorziening van de warmtepompregelaar met 230
V AC-50 Hz, vindt plaats volgens zijn eigen gebruiksaanwijzing
(zie handleiding warmtepompmanager).
OPGELET!
De stuurleiding is een functioneel noodzakelijk toebehoren voor buiten
opgestelde lucht/water-warmtepompen.
plaatsvinden van de voedingskabel. Een door de opdrachtgever
geleverde uitbreiding van de stuurleiding is niet toegestaan
www.dimplex.de
bedrijfsklaar
zijn,
werkt
warmtepompmanager.
vermogenopname
van
toestelgegevens)
evenals
De aanleg moet afzonderlijk
452163.66.36 · FD 9205
De stuurleidingen (niet bij de levering inbegrepen) hebben aan
beide zijden rechthoekige steekcontacten. Aan het ene einde
wordt de stuurleiding met de warmtepompmanager en aan het
andere einde met het schakelkastje in de warmtepomp
de
verbonden. De steekaansluitingen op de warmtepomp bevinden
Bij
zich aan de onderzijde van het schakelkastje.
Als stuurleiding worden 3 gescheiden leidingen gebruikt; een
leiding voor het 230V-stuurspanningniveau, een voor het
signaal- resp. laagspanningniveau en een busleiding voor de
communicatie met het elektronische expansieventiel.
Nadere aanwijzingen vindt u in de gebruiksaanwijzing van de
warmtepompmanager.
Voor detailinformatie zie bijlage Elektrische schema's.
7

Inbedrijfstelling

7.1 Algemeen

Voor een inbedrijfstelling volgens de voorschriften dient deze
door een door de fabriek bevoegde service ( uitgevoerd te
worden. Onder bepaalde voorwaarden is daarmee een
verlenging
van
garantievergoeding).

7.2 Voorbereiding

Voorafgaand aan de inbedrijfstelling dienen de volgende punten
gecontroleerd te worden:
Alle aansluitingen van de warmtepomp dienen als
de
beschreven in Hoofdstuk 6 gemonteerd te zijn.
de
In de verwarmingskring moeten alle kranen, die de correcte
stroming van het verwarmingswater zouden kunnen
belemmeren, geopend zijn.
De
luchtaanzuig-/uitblaasweg
gehouden.
De draairichting van de ventilator moet overeenstemmen
met de pijlrichting.
De instellingen van de warmtepompmanager moeten
overeenkomstig de gebruiksaanwijzing ervan aan de
verwarmingsinstallatie zijn aangepast.
Het condenswater moet ongehinderd kunnen aflopen.

7.3 Werkwijze

De inbedrijfstelling van de warmtepomp verloopt via de
warmtepompmanager. De instellingen moeten volgens de
handleiding worden uitgevoerd.
Indien het minimumdebiet verwarmingswater door middel van
een
overloopventiel
verwarmingsinstallatie worden afgestemd. Een verkeerde
instelling kan tot foutieve werking
energiebehoefte leiden. Om het overloopventiel goed in te
stellen, adviseren wij als volgt te handelen:
Sluit alle verwarmingskringen, die ook bij een werkende
installatie afhankelijk van het gebruik gesloten kunnen zijn, zodat
het waterdebiet in deze bedrijfsstand zo ongunstig mogelijk is.
Dit zijn doorgaans de verwarmingskring in de ruimten aan de
zuid- en westkant. Er moet minimaal één verwarmingskring
geopend blijven (bv. badkamer).
de
garantie
verbonden
moeten
vrij
beveiligd
wordt,
moet
en een verhoogde
LA 6TU
(verg.
worden
dit
op
de
NL-7

Advertenties

Hoofdstukken

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave