Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Condensaatleiding; Montage; Algemeen; Aansluiting Verwarmingskant - Dimplex LA 6TU Montage- En Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

LA 6TU

5.2 Condensaatleiding

Het bij het gebruik ontstane condenswater dient vorstvrij te
worden afgevoerd. De warmtepomp dient horizontaal te worden
geplaatst,
zodat
het
water
condenswaterbuis moet minstens een diameter van 50 mm
hebben en moet vorstvrij in de afvoerleiding worden geleid.
Condenswater niet direct in bezinkvijvers en putten leiden.
Agressieve
dampen
en
een
condensaatleiding kunnen de verdamper vernielen.
OPGELET!
De vorstgrens kan per klimaatregio verschillen. Er dient rekening met de
voorschriften van de betreffende landen te worden gehouden.
6

Montage

6.1 Algemeen

Aan de warmtepomp moeten de volgende aansluitingen tot
stand worden gebracht:
Voorloop/retour van de verwarmingsinstallatie
Stuurleidingen naar de warmtepompmanager
Stroomvoorziening
Condenswaterafvoer
Om bij het binnenste van het apparaat te komen, is het mogelijk
alle frontplaten eraf te halen.
Daartoe moeten beide schroeven losgedraaid worden. De platen
kunnen er, door licht naar voren te kantelen, naar boven toe
uitgenomen worden.
Openen van de afdekplaat
NL-6
goed
kan
afvloeien.
De
niet
vorstvrij
aangelegde
Sluiten van de afdekplaat
452163.66.36 · FD 9205

6.2 Aansluiting verwarmingskant

De aansluitingen op de warmtepomp aan de verwarmingskant
moeten in het apparaat zelf worden aangebracht. De betreffende
aansluitafmetingen zijn in de toestelinformatie te vinden. De aan
te sluiten slangen worden naar beneden toe uit het apparaat
geleid. Als hulpstuk is een optioneel buizenpakket verkrijgbaar,
waarmee de aansluitingen zijdelings afgevoerd kunnen worden.
Bij het aansluiten aan de warmtepomp dienen de overgangen
met een sleutel te worden vastgehouden.
Voordat de warmtepomp aan de verwarmingskant aangesloten
wordt, dient de verwarmingsinstallatie doorgespoeld te worden,
om mogelijk vuil, resten van isolatiemateriaal etc. te verwijderen.
Als de condensor door resten en vervuiling verstopt raakt, kan dit
tot uitval van de warmtepomp leiden.
Na
installatie
van
de
verwarmingsinstallatie te worden gevuld, ontlucht en onderdrukt.
Bij het vullen van de installatie moet op het volgende worden
gelet:
onbehandeld
vul-
drinkwaterkwaliteit hebben
(kleurloos, helder, zonder afzettingen)
het
vul-
en
suppletiewater
(poriënwijdte max. 5 µm)
Kalksteenvorming in warmwaterverwarmingsinstallaties kan niet
volledig worden voorkomen, maar is bij installaties met
voorlooptemperaturen onder 60 °C verwaarloosbaar klein.
Bij warmtepompen voor gemiddelde en hoge temperatuur
kunnen ook temperaturen boven 60 °C worden bereikt.
Daarom moeten voor het vul- en suppletiewater volgens VDI
2035 blad 1 de volgende richtwaarden aangehouden worden:
Totaal aardalkaliën
Totaal verwarmings-
in mol/m³ resp.
vermogen in [kW]
mmol/l

tot 200

200 tot 600
> 600
< 0,02

Min. debiet verwarmingswater

Het minimale verwarmingswaterdebiet van de warmtepomp
dient in elke bedrijfstoestand van de verwarmingsinstallatie
gegarandeerd te zijn. Deze kan b.v. door installatie van een
dubbele differentiedrukloze verdeler of van een overloopventiel
worden bereikt. De instelling van een overloopventiel wordt in het
hoofdstuk inbedrijfstelling uitgelegd. Een daling onder het
minimumdebiet kan de warmtepomp volledig verwoesten
doordat de plaatwarmtewisselaar in de koelkring bevriest.
OPMERKING
Het gebruik van een overloopventiel is alleen bij vloer- of
wandverwarming en een max. debiet verwarmingswater van 1,3 m³/h aan
te bevelen. Bij niet in acht nemen kunnen er storingen in de installatie
ontstaan.
verwarmingskant
dient
en
suppletiewater
moet
moet
zijn
voorgefilterd
Totale
hardheid in °dH

2,0
11,2

1,5
8,4
< 0,11
www.dimplex.de
de

Advertenties

Hoofdstukken

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave