Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Reiniging / Onderhoud; Onderhoud; Reiniging Verwarmingskant - Dimplex LA 6TU Montage- En Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

LA 6TU
Het overstroomventiel moet zo ver worden geopend dat bij de
actuele warmtebrontemperatuur het in de onderstaande tabel
aangegeven
maximale
verwarmingsvoorloop
en
temperatuurverschil moet zo dicht mogelijk bij de warmtepomp
worden gemeten. Bij mono-energetische installaties moet het
verwarmingselement tijdens de inbedrijfstelling gedeactiveerd
worden.
Warmtebron-
temperatuur
tussen voorloop en retour
van
tot
-20 °C
-15 °C
-14 °C
-10 °C
-9 °C
-5 °C
-4 °C
0 °C
1 °C
5 °C
6 °C
10 °C
11 °C
15 °C
16 °C
20 °C
21 °C
25 °C
26 °C
30 °C
31 °C
35 °C
Bij een verwarmingswatertemperatuur van minder dan 7 °C is
inbedrijfstelling niet mogelijk. Het water in het buffervat moet met
de 2e warmtebron tot minstens 18 °C verwarmd worden.
Vervolgens moet het volgende verloop worden gerespecteerd
om de inbedrijfstelling storingsvrij te realiseren:
1)
alle verbruikerkringen moeten worden gesloten.
2)
Het waterdebiet van de warmtepomp moet gegarandeerd
zijn.
3)
Kies de bedrijfsmodus "Automatisch" op de manager.
4)
In het menu "Speciale functies" moet het programma
"Inbedrijfstelling" worden gestart.
5)
Wacht tot er een retourtemperatuur van minimaal 25 °C
bereikt is.
6)
Vervolgens
worden
verwarmingskringen achtereenvolgens weer langzaam
geopend en wel dusdanig dat het debiet verwarmingswater
door
langzaam
openen
verwarmingskring
constant
verwarmingswatertemperatuur in het buffervat mag daarbij
niet onder de
20 °C zakken, om ontdooien van de warmtepomp te allen
tijde mogelijk te maken.
7)
Wanneer alle verwarmingskringen volledig zijn geopend en
een retourtemperatuur van minstens 18°C aangehouden
wordt, is de inbedrijfstelling voltooid.
OPGELET!
Een werking van de warmtepomp met laag systeemtemperatuur kan tot
een volledige storing van de warmtepomp leiden. Na een langere
stroomuitval
is
de
boven
inbedrijfstelling toe te passen.
NL-8
temperatuurverschil
tussen
-retour
ontstaat.
max. temperatuurverschil
verwarming
4 K
5 K
6 K
7 K
8 K
9 K
10 K
11 K
12 K
13 K
14 K
de
afsluitventielen
van
van
de
betreffende
verhoogd
wordt.
genoemde
handelswijze
voor
452163.66.36 · FD 9205
8

Reiniging / onderhoud

8.1 Onderhoud

Het
Om de lak te beschermen, moet u erop letten dat er geen
voorwerpen tegen het toestel aanleunen of erop gelegd worden.
De buitendelen van de warmtepomp kunnen met een vochtige
doek en met gewone schoonmaakmiddelen schoongemaakt
worden.
OPMERKING
Gebruik
geen
zand-,
schoonmaakmiddelen, omdat deze het oppervlak aantasten.
Om storingen door vuil in de warmtewisselaar van de
warmtepomp te voorkomen, moet ervoor worden gezorgd dat er
geen vuil in de warmtewisselaar van de verwarmingsinstallatie
kan komen. Indien zich toch bedrijfsstoringen door vervuiling
voordoen, moet de installatie schoongemaakt worden zoals
hieronder beschreven.

8.2 Reiniging verwarmingskant

OPGELET!
De ingebouwde filter moet met regelmatige intervallen gereinigd worden.
De onderhoudsintervallen zijn al naar gelang vervuilingsgraad
van het toestel zelf te kiezen. De zeef moet hierbij gereinigd
worden.
Voor de reiniging moet de verwarmingskring in het bereik van de
filter drukloos gemaakt worden, de zeef door afschroeven van de
zeefruimtes weg te nemen en te reinigen.
Bij de montage in omgekeerde volgorde moet worden gelet op
de correct inbouw van de zeefruimtes en dichtheid van de
vschroefverbinding.
Vooral bij het gebruik van stalen componenten kan zuurstof in de
verwarmingswaterkringloop
veroorzaken. De roest komt via ventielen, circulatiepompen of
de
kunststof buizen in het verwarmingssysteem terecht. Daarom
moet er vooral bij het volledige buizensysteem op een
diffusiedichte installatie gelet te worden.
De
OPMERKING
Om afzettingen in de condensor van de warmtepomp te voorkomen (bijv.
roest) wordt aanbevolen, een geschikt systeem als corrosiebescherming
te gebruiken. Wij raden daarom aan, diffusie-open verwarmingssystemen
van een elektrofysische corrosiebeveiliging te voorzien (bijv. ELYSATOR-
systeem).
Ook resten van smeer- en afdichtingsmiddelen kunnen het
verwarmingswater vervuilen.
Indien de vervuiling zo groot is dat het de prestaties van de
condensor in de warmtepomp belemmert, moet een installateur
de installatie reinigen.
de
Op basis van de huidige kennisstand adviseren wij om te
reinigen met 5% fosforzuur of, indien er vaker moet worden
gereinigd, met 5% mierenzuur.
soda-,
zuur-
of
chloorhoudende
oxidatieproducten
www.dimplex.de
(roest)

Advertenties

Hoofdstukken

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave