Bedienen
Oplaaddock voor laadkabel (AC) voor laad-
kabel (AC) ontgrendelen
e
Draai het slot in stand B (Afb. 18).
Bedieningseenheid in het oplaaddock
voor laadkabel (AC) inhangen en uit het
oplaaddock voor laadkabel (AC) verwij-
deren
OPMERKING
Beschadiging van de lader
e
Houd de klep altijd gesloten.
e
Leg geen voorwerpen op de klep of het oplaad-
dock voor laadkabel (AC).
30
Bedieningseenheid in het oplaaddock voor
laadkabel (AC) hangen
Afb. 19: Bedieningseenheid ophangen
1. Open de klep van het oplaaddock voor laadkabel
(AC).
2. Bedieningseenheid onder in de uitsparing van
het oplaaddock voor laadkabel (AC) plaatsen en
naar achteren toe vastklikken.
3. Voertuigkabel door opening A (Afb. 19) voeren
en niet benodigde kabellengte om het oplaad-
dock voor laadkabel (AC) wikkelen.
4. Steek de netkabel in het stopcontact.
5. Sluit de klep van het oplaaddock voor laadkabel
(AC).
Bedieningseenheid uit het oplaaddock voor
laadkabel (AC) nemen
Afb. 20: Bedieningseenheid inhangen
1. Open de klep van het oplaaddock voor laadkabel
(AC).
2. Haal de netkabel uit het stopcontact.
3. Wikkel de voertuigkabel volledig van het oplaad-
dock voor laadkabel (AC) af.
4. Druk op de ontgrendelingspallen (pijl) en neem
de bedieningseenheid uit de houder.