Inhoudsopgave
Advertenties
Verbinding via PLC-koppelingstoets
1. Selecteer PLC-koppelingstoets.
2. Start de verbindingsopbouw bij de PLC-modem.
Bevestig op de lader met OK.
Bevestig met Verbinden, nadat de opbouw is
aangesloten.
�� De verbinding met het PLC-netwerk wordt
tot stand gebracht.
Als er verbinding met het PLC-netwerk is, dan ver-
schijnt in de statusbalk het symbool
Verbinding via PLC-veiligheidssleutel
Voor deze methode moet er een eindapparaat met
de besturingssoftware van het PLC-netwerk worden
gebruikt.
1. Selecteer PLC-beveiligingssleutel om een ver-
binding met een PLC-netwerk tot stand te bren-
gen met behulp van een beveiligingssleutel.
�� De veiligheidssleutel wordt op het display
aangegeven.
2. Voer de beveiligingssleutel in het betreffende
menu van de besturingssoftware van het PLC-
netwerk in om de lader in het PLC-netwerk op te
nemen.
�� De verbinding met het PLC-netwerk wordt
tot stand gebracht.
Als er verbinding met het PLC-netwerk is, dan ver-
schijnt in de statusbalk het symbool
Informatie
Eigenschappen PLC:
–
Aparte interfaces naar het voertuig en naar de
infrastructuur
–
PLC volgens IEEE P1901
–
Home-stekker AV
–
Encryptie: 128-bits AES
–
Frequentieband: 2 - 30 MHz
Gebruikersprofiel (Porsche-ID koppe-
len)
Als de lader met uw Porsche-ID gekoppeld is, kunnen
in My Porsche (webtoepassing en app) informatie
over de lader en het laadproces opgevraagd worden.
De lader aan uw Porsche-ID koppelen:
.
e
De op het display van de lader aangegeven inter-
netpagina in de browser van uw eindapparaat
oproepen of de My Porsche-app openen en de
gebruikerscode invoeren.
– of –
De. op het display weergegeven QR-code scan-
nen. Voor het scannen van de QR-code zijn de
opties beschikbaar:
–
Camera van uw eindapparaat gebruiken
(vanaf iOS 11, Android afwijkend).
–
Een app voor het scannen van de QR-code
gebruiken.
Bij succesvolle koppeling, gaat de configuratie-assis-
tent verder met de volgende stap.
Energiemanager verbinden
Als er geen energiemanager is, dan kan hiermee ver-
.
binding worden gemaakt. De energiemanager neemt
dan de besturing van de laadprocedure voor zijn reke-
ning.
e
De aanwijzingen over het verbinden staan in het
instructieboekje van de energiemanager.
Als er geen energiemanager beschikbaar is, dan
wordt het voertuig geladen via de lader met de inge-
voerde laadstroom:
e
e Laadstroom aanpassen
Instellingen
g Hoofdstuk „Laadstroom aanpassen" op pagina 17
volgen.
Hotspot
Als integratie in het thuisnetwerk niet mogelijk is,
kan vanuit de lader een hotspot tot stand worden
gebracht, waarmee een verbinding met de webtoe-
passing van de lader mogelijk is.
e
Klik op Hotspot activeren om een hotspot tot
stand te brengen.
Wanneer er een hotspot tot stand is gebracht, wordt
het symbool
weergegeven in de statusbalk.
Informatie
Bij gebruik van Android-systemen moet het tot stand
brengen van de verbinding mogelijk afzonderlijk wor-
den bevestigd, zodat er een hotspot-verbinding tot
stand kan worden gebracht.
Laadstroom aanpassen
Hier kan de laadstroom worden ingesteld die de lader
maximaal mag toelaten wanneer het thuisnetwerk
niet over een energiemanager beschikt.
De aangegeven maximumwaarde is afhankelijk van de
aangesloten kabeltypes.
e
Stel de laadstroom op de waarde in die maximaal
beschikbaar is in het lichtnet waarop de lader is
aangesloten. Gebruik daarvoor Plus en Minus.
g Hoofdstuk „Laadstroombegrenzing" op pagina 21
volgen.
Inrichten
17
Advertenties
Inhoudsopgave
