Hoofdstuk 2 Afdruktaken
Werkstanden configureren
De werkstand wordt door de netwerk- of printerbeheerder ingesteld via het
bedieningspaneel of via een HP-netwerkconfiguratiehulpprogramma, zoals
HP Web JetAdmin of de HP LaserJet Utility. U moet uw printerdriver instellen
op de werkstand die de beheerder heeft gekozen.
Bi-directionele omgeving
De printer selecteert automatisch de werkstand die door de netwerkbeheerder
is ingesteld.
Niet-bi-directionele omgeving
De instelling van de driver moet overeenkomen met de werkstand van de
postbus. De methode voor het wijzigen van de werkstand hangt af van uw
driver en besturingssysteem. Raadpleeg de online Help van uw driver voor
meer informatie.
De statusberichten die bij gebruik van een postbus op het bedieningspaneel
van de printer verschijnen hangen af van het type postbus en de daarvoor
gekozen werkstand. Raadpleeg de online Help van de printersoftware voor
meer informatie.
Wordt vervolgd op de volgende bladzijde.
De uitvoerbak selecteren
112