14.8.4 Laser met batterijvoeding
De door netspanning gevoede laser (laserklasse 1 M) is al in de fabriek gemonteerd wanneer de machine wordt
geleverd en precies uitgelijnd op het middelpunt van de spindel of boor. Verander deze instelling in geen geval!
Figuur 34: Laser aan/uit-schakelaar en batterijvak
Lees ook de aanvullende sectie 14.8.1 "Langgat maken met de laserstraal".
14.8.4.1 Batterij vervangen
• Voor het vervangen van de batterij de machine uitschakelen en de hoofdschakelaar vergrendelen.
• Schakel de laser uit met de schakelaar (P) op de laserbehuizing.
• Schroef het batterijdeksel (B) aan de achterzijde los en verwijder de oude batterij.
• Nieuwe batterij of opgeladen batterij plaatsen en polariteit in acht nemen.
• Schroef de batterijdeksel (B) terug in en schakel indien nodig de laser in.
Brand-, explosie- en verbrandingsgevaar!
Laad conventionele batterijen nooit op en stel ze nooit bloot aan temperaturen boven 85° C.
Gooi gebruikte batterijen op een milieuvriendelijke manier weg.
14.8.5 Laser aanpassen
Als de laser verkeerd is uitgelijnd of als het midden van het geboorde gat niet meer precies is uitgelijnd met de
laserstraal, moet de laser opnieuw worden afgesteld. De zijdelingse afstelling gebeurt via het langgat op de hou-
der voor het laserapparaat, waarin de twee bevestigingsschroeven zitten.
Figuur 35: Laser aanpassen
• Als de positie en parallelliteit precies goed zijn, draait u de twee schroeven (S) weer vast.
Opmerking: De kantelinstelling van de laser heeft geen of zeer weinig invloed op de kwaliteit van de laserstraal
op deze korte afstand. De helling moet ongeveer zijn zoals aangegeven in bovenstaande figuur en de laserstraal
moet scherp en goed zichtbaar zijn.
BA_PH_116-10_NL_34-23.docx
• Aan- en uitschakelen gebeurt via de schakelaar (P) aan
de achterkant van de laserbehuizing.
• Voor de voeding kun je een
- 1,5 VDC batterij (type AA)
- of een oplaadbare 1,2 VDC batterij
worden geplaatst in het batterijvak (B).
• De levensduur van de batterij bij continu gebruik is
ca. 15 tot 20 uur.
• Er is een inkeping op de boortafelplaat als referentie-
punt voor de afstelling. Deze positie komt precies
overeen met het middelpunt van de spindel of boor.
• Draai de twee schroeven (S) op de houder los.
• Schakel nu het laserapparaat in
(zie Figuur 33 resp. Figuur 34).
• Lijn vervolgens de laserstraal precies uit met de positie
van de inkeping door deze zijwaarts te bewegen.
Plaats een aanslaghoek van 90° horizontaal op de rand
van de tafel en zorg ervoor dat de laserstraal parallel is
aan de boor.
42