5.3.4 Normale werking
Beveiligingsapparaten: Neem maatregelen om ervoor te zorgen dat de machine alleen in een veilige en
functionele toestand kan worden gebruikt. Gebruik de machine alleen als alle veiligheidsvoorzieningen en
veiligheidsgerelateerde apparatuur zoals afneembare veiligheidsvoorzieningen, noodstopvoorziening, ge-
luidsisolatie, afzuiginrichting enz. aanwezig en functioneel zijn. Werk altijd met alle beschikbare veiligheids-
voorzieningen!
Werkstuk: Inspecteer het werkstuk voor de bewerking op vreemde insluitingen, knopen, verdraaiingen en
andere onregelmatigheden.
Werkruimte: Een obstakelvrije werkomgeving rond de machine is essentieel voor een veilige werking. De
vloer moet vlak en goed onderhouden zijn en vrij van rommel zoals spanen en afgezaagde werkstukken.
Boorsnelheid en draairichting: De snelheid en draairichting moeten overeenstemmen met het boorgereed-
schap en de betreffende bewerking. Begin pas te boren als de motor zijn volle snelheid heeft bereikt.
Boorbereik tijdens gebruik: Probeer nooit splinters, spanen of andere onderdelen uit het bewerkingsgebied
te verwijderen terwijl de machine draait! Verwijder splinters en spanen nooit met de hand! Klem het boor-
gereedschap zo diep mogelijk vast!
Speciaal hulpmiddel: Voor bepaalde werkfasen en bewerkingen is het nodig om speciale hulpmiddelen te
gebruiken. De speciale hulpmiddelen zijn onder andere werkstukaanslag, verstekaanslag en Drevelboorin-
richtingen.
Afzonderlijke stukken / testboringen: Gebruik altijd alle beschermingen en geschikte hulpmiddelen!
Werkstukbewerking: Alleen werkstukken verwerken die veilig kunnen worden geplaatst en vastgeklemd.
Werkstukken klemmen: Voor alle boorwerkzaamheden moeten excenterspanners of optionele pneumati-
sche klemcilinders worden gebruikt. Een excenterspanner of optionele pneumatische klemcilinder moet altijd
zo dicht mogelijk bij het boorgat worden vastgeklemd.
Klemmen van ronde werkstukken: Bevestig het sjabloon met de geleidingsgoot op de machinetafel; span
en bewerk het werkstuk. Stel met de optionele pneumatische klemcilinder de kleinst mogelijke slag in.
Klemmen van lange werkstukken: Voor een veilige ondersteuning van lange werkstukken moet voor alle
boorwerkzaamheden de juiste uitrusting worden gebruikt (bijv. ondersteuningsvoorzieningen zoals rolblok-
ken of tafelverlengstukken).
Boordiepte / boorlengte: Stel de boordiepte en boorlengte alleen in als het gereedschap stilstaat met be-
hulp van geschikte meetapparatuur.
Afzuiging: De machine moet worden aangesloten op een effectief afzuigsysteem, dat een stroomsnelheid
van minstens 20 m/s voor droge spaanders en 28 m/s voor vochtige spaanders (vocht 18 % of meer) vereist.
Toestand van de machine: Controleer de machine minstens eenmaal per dienst op uiterlijk zichtbare schade
en defecten! Eventuele wijzigingen (ook in het bedieningsgedrag) moeten onmiddellijk aan de verantwoor-
delijke dienst of persoon worden gemeld! Zo nodig de machine onmiddellijk stopzetten en beveiligen!
Beschadigingen: Beschadigde onderdelen moeten onmiddellijk door nieuwe worden vervangen. Reparatie-
werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door geautoriseerde specialisten en met vergrendelde
hoofdschakelaar.
Remtijd van de motor: De machine is uitgerust met een mechanische motorrem. Als de boorspil ondanks
bijstelling van de rem (zie paragraaf 16.4) niet meer binnen de voorgeschreven remtijd (10 sec.) tot stil-
stand komt, informeer dan de klantendienst.
Werkonderbrekingen: Schakel de machine ook bij korte werkonderbrekingen uit! Laat de machine nooit
zonder toezicht draaien!
BA_PH_116-10_NL_34-23.docx
20