Onderhoud, diagnose en prob...
Symptoom
Mogelijke oorzaak
Draaibegrenzing motor.
Motor draait
Omkeersignaal actief.
in verkeerde
richting
Aansluiting motorfase verkeerd.
De frequentielimieten zijn
verkeerd ingesteld.
De motor
bereikt het
maximale
Het referentiesignaal is niet
toerental niet
correct geschaald.
Parameterinstellingen mogelijk
Motortoe-
verkeerd.
rental
instabiel
Mogelijke overmagnetisering.
Motor draait
ongelijkmatig
Remparameters mogelijk
Motor remt
verkeerd ingesteld. Uitloop-
niet
tijden mogelijk te kort.
Kortsluiting tussen fasen.
Overbelasting motor.
Open
voedingszeke-
ringen of
geactiveerde
circuitbreaker
Losse aansluitingen.
Netvoedingsprobleem (zie
beschrijving bij alarm 4,
Voedingsfaseverlies).
Onbalans van
de netstroom
Probleem met de frequentiere-
> 3%
gelaar.
MG20MD10
Bedieningshandleiding
Test
Controleer of parameter 4-10 Motor Speed
Direction correct is geprogrammeerd.
Controleer of er een omkeercommando
voor de klem is geprogrammeerd via
parametergroep 5-1* Digitale ingangen.
–
Controleer de uitgangslimieten in
parameter 4-13 Motor Speed High Limit
[RPM], parameter 4-14 Motor Speed High
Limit [Hz] en parameter 4-19 Max Output
Frequency.
Controleer de schaling van het referentie-
signaal in parametergroep 6-0* Anal. I/O-
modus en parametergroep 3-1* Referenties.
Controleer de referentielimieten in parame-
tergroep 3-0* Ref. begrenz.
Controleer de instellingen van alle motorpa-
rameters, inclusief alle motorcompensatie-
instellingen. Bij een regeling met
terugkoppeling: controleer de PID-instel-
lingen.
Controleer de motorinstellingen in alle
motorparameters.
Controleer de remparameters. Controleer de
uitlooptijdinstellingen.
Er is een kortsluiting tussen fasen van de
motor of het paneel. Controleer de fasen
van motor en paneel op kortsluiting.
De motor is overbelast voor de toepassing.
Voer een prestartcontrole uit om losse
aansluitingen op te sporen.
Schuif de ingaande voedingsdraden naar de
frequentieregelaar 1 positie op: A naar B, B
naar C, C naar A.
Schuif de ingaande voedingsdraden naar de
frequentieregelaar 1 positie op: A naar B, B
naar C, C naar A.
Danfoss A/S © 10/2016 Alle rechten voorbehouden.
Oplossing
Programmeer de juiste instellingen.
Schakel het omkeersignaal uit.
Zie hoofdstuk 5.5 De draairichting van de
motor controleren.
Programmeer de juiste limieten.
Programmeer de juiste instellingen.
Controleer de instellingen in parame-
tergroep 1-6* Bel. afhank. inst.. Bij een
regeling met terugkoppeling: controleer de
instellingen in parametergroep 20-0*
Terugkoppeling.
Controleer de motorinstellingen in parame-
tergroep 1-2* Motordata, 1-3* Geav.
Motordata en 1-5* Bel. onafh. inst.
Controleer parametergroep 2-0* DC-rem en
3-0* Ref. begrenz.
Hef eventueel geconstateerde kortslui-
tingen op.
Voer een opstarttest uit en controleer of
de motorstroom voldoet aan de specifi-
caties. Is de motorstroom hoger dan de op
het typeplaatje vermelde vollaststroom,
dan moet de belasting op de motor
worden verlaagd. Raadpleeg de specifi-
caties voor de toepassing.
Draai eventuele losse aansluitingen aan.
Als de niet-gebalanceerde zijde met de
draad mee verschuift, is er sprake van een
voedingsprobleem. Controleer de
netvoeding.
Als de niet-gebalanceerde zijde zich nog
steeds op dezelfde ingangsklem bevindt, is
er een probleem met de eenheid. Neem
contact op met de leverancier.
7
7
49