Mechanische installatie
3
3
Behuizing
a [mm (in)]
Afbeelding 3.2 Vrije ruimte boven en onder voor luchtkoeling
Hijsen
•
Om een veilige hijsmethode te bepalen, moet u
het gewicht van de eenheid controleren; zie
hoofdstuk 8.9 Vermogensklasse, gewicht en
afmetingen.
•
Verzeker u ervan dat het hijstoestel geschikt is
voor de taak.
•
Regel zo nodig een takel, kraan of vorkheftruck
met de juiste hefcapaciteit om de eenheid te
verplaatsen.
•
Maak bij het hijsen gebruik van de hijsogen op
de eenheid, indien aanwezig.
Montage
1.
Verzeker u ervan dat de installatielocatie het
gewicht van de eenheid kan dragen. De frequen-
tieregelaar is geschikt voor installatie naast elkaar.
2.
Plaats de eenheid zo dicht mogelijk bij de motor.
Houd de motorkabels zo kort mogelijk.
3.
Monteer de eenheid verticaal op een stevige,
vlakke ondergrond of op de optionele
achterwand om te zorgen voor de benodigde
luchtkoeling.
4.
Maak bij wandmontage gebruik van de
sleufvormige bevestigingsgaten, indien aanwezig.
12
VLT
a
a
A2-A5
B1-B4
C1, C3
100 (3,9)
200 (7,9)
200 (7,9)
Danfoss A/S © 10/2016 Alle rechten voorbehouden.
®
AQUA Drive FC 202
Montage met achterwand en rails
Afbeelding 3.3 Juiste montage met achterwand
LET OP
Het gebruik van een achterwand is vereist bij montage
op rails.
C2, C4
C
225 (8,9)
Afbeelding 3.4 Bovenste en onderste bevestigingsgaten (zie
hoofdstuk 8.9 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen)
b
B
c
A
b
e
f
a
d
e
a
MG20MD10