Elektrische installatie
Beschrijving klemmen
Standaard-
Klem
Parameter
instelling
Parame-
tergroep
6-1* Anal.
53
ingang 53 Referentie
54
Parame-
Terugkop-
tergroep
peling
6-2* Anal.
ingang 54
55
–
Seriële communicatie
61
–
Parame-
tergroep
8-3* FC-
68 (+)
poortinst.
69 (-)
Parame-
tergroep
8-3* FC-
poortinst.
Relais
Parameter 5
-40 Functio
01, 02, 03
n Relay [0] [9] Alarm
04, 05, 06 Parameter 5
[5] Actief
-40 Functio
n Relay [1]
Tabel 4.2 Beschrijving klemmen
Extra klemmen
•
2 C-form relaisuitgangen. De locatie van de
uitgangen hangt af van de configuratie van de
frequentieregelaar.
•
Klemmen op de ingebouwde optionele
apparatuur. Zie de handleiding die bij de appara-
tuuroptie wordt geleverd.
4.8.2 Bedrading naar stuurklemmen
Stuurklemwartels kunnen uit de frequentieregelaar worden
getrokken. Dit vereenvoudigt het installeren, zoals te zien
is in Afbeelding 4.10.
LET OP
Houd stuurkabels zo kort mogelijk en gescheiden van
hoogvermogenkabels om interferentie te minimaliseren.
MG20MD10
Bedieningshandleiding
Beschrijving
Analoge ingang. Voor
spanning of stroom.
Schakelaar A53 en A54
worden ingesteld op
mA of V.
Common voor analoge
–
ingang
–
Geïntegreerd RC-filter
voor kabelafscherming.
UITSLUITEND voor het
aansluiten van de
afscherming als er EMC-
problemen optreden.
–
RS485-interface. Er is
een stuurkaartscha-
kelaar aanwezig voor
–
inschakeling van de
afsluitweerstand.
C-form relaisuitgang.
Voor AC- en DC-
spanning en resistieve
of inductieve
belastingen.
Danfoss A/S © 10/2016 Alle rechten voorbehouden.
1.
Open het contact door een kleine schroeven-
draaier in de sleuf boven het contact te steken en
de schroevendraaier iets omhoog te drukken.
12 13 18 19 27 29 32 33
Afbeelding 4.10 Stuurkabels aansluiten
2.
Steek de gestripte stuurkabel in het contact.
3.
Verwijder de schroevendraaier om de stuurkabel
vast te zetten in het contact.
4.
Verzeker u ervan dat de kabel stevig in het
contact is geklemd. Loszittende stuurkabels
kunnen storingen in de apparatuur of een
suboptimale werking tot gevolg hebben.
Zie hoofdstuk 8.5 Kabelspecificaties voor de draaddiktes
voor stuurklemmen en hoofdstuk 6 Voorbeelden toepas-
singssetup voor typische stuurbedradingsaansluitingen.
4.8.3 Motorwerking mogelijk maken (klem
27)
Er is een jumperkabel vereist tussen klem 12 (of 13) en
klem 27 om de frequentieregelaar te laten werken op basis
van de in de fabriek ingestelde programmeerwaarden.
•
Digitale ingangsklem 27 is ontworpen om een
extern vergrendelingssignaal van 24 V DC te
ontvangen.
•
Wanneer geen vergrendelingsapparaat wordt
gebruikt, moet u een jumper aansluiten tussen
stuurklem 12 (aanbevolen) of 13 en klem 27. De
jumper zorgt voor een intern 24 V-signaal op
klem 27.
•
Wanneer de statusregel onder aan het LCP de
tekst AUTO EXTERN VRIJLOOP weergeeft, betekent
dit dat de eenheid bedrijfsklaar is, maar dat er
een ingangssignaal op klem 27 ontbreekt.
•
Wanneer in de fabriek geïnstalleerde optionele
apparatuur via bedrading is aangesloten op klem
27, mag u deze bedrading niet verwijderen.
4
4
21