•
Yes = [Print/M+] (tijdens normaal bedrijf) zal alleen functioneren
wanneer het gewicht stabiel is.
•
No = [Print/M+] (tijdens normaal bedrijf) zal altijd functioneren
ongeacht de stabiliteitsconditie van het gewicht wanneer [Print/M+]
wordt ingedrukt.
Instrument toont minimum uitvoergewicht. Er zijn 21 parameters
6.
(0d~20d) beschikbaar. Instrument zal geen output genereren als het
daadwerkelijke gewicht minder is dan het hier geselecteerde minimum
uitvoergewicht. Druk op [Func] of [Unit] totdat de gewenste parameter
verschijnt. Druk daarna op [Print/M+] om op te slaan.
Instrument toont print format. Er zijn 7 parameters (Lab 1, Lab 2, Lab
7.
3, Lab 4, Lab 5, LP-50 en TSC). Druk op [Func] of [Unit] totdat de
gewenste parameter verschijnt. Druk daarna op [Print/M+] om op te
slaan.
•
Lab 1 = Output in Landscape (liggend) format. Indien Lab 1 wordt
geselecteerd, zie 10.3.3.1 voor andere instellingen.
•
Lab 2 = Output in Portrait (staand) format. Indien Lab 2 wordt
geselecteerd, zie 10.3.3.2 voor andere instellingen.
•
Lab 3 = Database output modus.
•
Lab 4 = Journal output format met bruto- en nettogewicht of elke
individuele transactie. Dit format ondersteunt alleen weging,
stukstelling en ATM-modus. Zie 10.3.3.3 voor andere instellingen.
•
Lab 5 = Journal output format met tijd en nettogewicht van elke
individuele transactie. Dit format ondersteunt alleen weging,
stukstelling en ATM-modus. Zie 10.3.3.3 voor andere instellingen.
•
LP-50 = Output naar LP-50 labelprinter. Zie 10.3.3.4 voor andere
instellingen.
•
TSC = Output naar TSC-labelprinter. Zie 10.3.3.4 voor andere
instellingen.
10.3.3.1 Andere instellingen indien Lab 1 wordt geselecteerd
1. Instrument toont Line-nummer. Het Line-nummer is het aantal
regels waartussen de koptekst van de rapportage wordt herhaald.
Het Line-nummer zou moeten lopen van 00~99. 00 betekent geen
koptekstuitvoer. Voer het gewenste Line-nummer in en druk daarna
op [Print/M+] om op te slaan.
31