beschikbaar. Druk op [Func] of [Unit] totdat de gewenste parameter
verschijnt. Druk daarna op [Print/M+] om op te slaan.
2. Instrument toont Pariteit. Er zijn 3 parameters (Geen, oneven, even)
beschikbaar. Druk op [Func] of [Unit] totdat de gewenste parameter
verschijnt. Druk daarna op [Print/M+] om op te slaan.
3. Instrument toont datalengte. Er zijn 2 parameters (7, 8) beschikbaar.
Druk op [Func] of [Unit] totdat de gewenste parameter verschijnt. Druk
daarna op [Print/M+] om op te slaan.
Let op: - instellingen van baudrate, pariteit en datalengte zullen worden
genegeerd wanneer Bluetooth of WIFI is ingeschakeld in F38. Indien dit
het geval is, zal baudrate 115200 standaard worden ingezet.
4. Op dit moment is de CMD-installatie afgerond.
10.3.3 Wanneer communicatiepoort is ingesteld als Handmatig
Instrument toont baudrate. Er zijn 9 parameters (1200~256000)
1.
beschikbaar. Druk op [Func] of [Unit] totdat de gewenste parameter
verschijnt. Druk daarna op [Print/M+] om op te slaan.
Instrument toont Pariteit. 3 parameters (Geen, oneven, even) zijn
2.
beschikbaar. Druk op [Func] of [Unit] totdat de gewenste parameter
verschijnt. Druk daarna op [Print/M+] om op te slaan.
Instrument toont datalengte. 2 parameters (7, 8) zijn beschikbaar. Druk
3.
op [Func] of [Unit] totdat de gewenste parameter verschijnt. Druk
daarna op [Print/M+] om op te slaan.
Let op: - instellingen van baudrate, pariteit en datalengte zullen worden
genegeerd wanneer Bluetooth of WIFI is ingeschakeld in F38. Indien
dit het geval is, zal baudrate 115200 standaard worden ingezet.
Instrument toont Automatische accumulatie. 2 parameters (on, off) zijn
4.
beschikbaar. Druk op [Func] of [Unit] totdat de gewenste parameter
verschijnt. Druk daarna op [Print/M+] om op te slaan.
•
On = bij drukken op [Print/M+] tijdens normaal bedrijf, zal het
instrumenten tegelijkertijd printen en M+,
•
Off = bij drukken op [Print/M+] tijdens normaal bedrijf, zal het
instrument alleen printen.
Instrument toont Stabiliteitscontrole. Er zijn 2 parameters (Ja, Nee)
5.
beschikbaar. Druk op [Func] of [Unit] totdat de gewenste parameter
verschijnt. Druk daarna op [Print/M+] om op te slaan.
30