Elektrische aansluiting
5
Elektrische aansluiting
LET OP
Het meetinstrument heeft geen interne uitschakelaar.
‣
Ken daarom aan het meetinstrument een uitschakelaar toe zodat de voedingskabel
eenvoudig kan worden losgekoppeld van de voedingsspanning.
‣
Ondanks dat het meetinstrument is voorzien van een zekering, moet een aanvullende
overstroombeveiliging (maximum 10 A) in het systeem worden opgenomen.
5.1
Aansluitvoorwaarden
5.1.1
Benodigd gereedschap
• Voor kabelwartels: gebruik passend gereedschap
• Voor borgklem: inbussleutel 3 mm
• Striptang
• Bij gebruik van soepele kabels: crimptang voor adereindhuls
• Voor verwijderen aders uit de klem: platte schroevendraaier ≤ 3 mm (0,12 in)
5.1.2
Voorschriften voor verbindingskabel
De door de klant geleverde aansluitkabels moeten aan de volgende specificaties voldoen.
Elektrische veiligheid
Conform de geldende nationale regelgeving.
Aardkabel
Kabel ≥2,08 mm
2
(14 AWG)
De aardimpedantie moet minder zijn dan 1 Ω.
Toegestaan temperatuurbereik
• De installatierichtlijnen die gelden in het land van toepassing moeten worden
aangehouden.
• De kabels moeten geschikt zijn voor de verwachte minimale en maximale temperaturen.
Voedingskabel
Standaard installatiekabel is voldoende.
Kabeldiameter
• Kabelwartels meegeleverd:
M20 × 1,5 met kabel ⌀ 6 ... 12 mm (0,24 ... 0,47 in)
• Veerklemmen: geschikt voor aders en aders met adereindhulzen.
Aderdiameter 0,2 ... 2,5 mm
16
2
(24 ... 12 AWG).
Flowmeter Proline 500
Endress+Hauser