Mechanische installatie
3 . 3
Voorbereidingen
3.3.1
▸
Voor de installatie van het FLOWSIC600-XT zijn de volgende hulpmiddelen nodig:
– Hefwerktuig of vorkheftruck (draagvermogen overeenkomstig de vermelde massa op
– Ringsleutel met de passende maat voor de flensmontage,
– Schroefdraad-afdichtmiddel (bijv. PTFE-band) en flenspakkingen,
– Boutsmeermiddel,
– Spray voor het opsporen van lekkages
Keuze van de montageflenzen, pakkingen en overige componenten
3.3.2
Gebruik voor de flensverbindingen uitsluitend leidingflenzen, bouten, moeren en pakkingen
die geschikt zijn voor de maximale bedrijfsdruk, de maximale bedrijfstemperatuur alsook de
omgevingscondities en operationele condities omtrent de toepassing (externe en interne
corrosie).
Het FLOWSIC600-XT kan in overeenstemming met de inbouwconfiguraties (→ blz. 40,
§3.3.4.1) in rechte inlaatbuizen en afvoerkanalen worden ingebouwd:
De inlaatbuizen en afvoerkanalen moeten dezelfde nominale wijdte hebben als het
meetelement. De binnendiameter staat vermeld op het gegevensblad en is gebaseerd op
de nominale flenswaarde en de norm. Voor de binnendiameter van het inlooptraject is een
maximaal verschil van 3% tegenover het meetelement toegestaan. Bij meetelementen met
rechte meetsectie bedraagt het toegestane verschil 1%.
Eventueel aanwezige laskorrels en verdikkingen aan de flenzen van het inlooptraject
moeten worden afgevlakt.
Eisen ten aanzien van het meetpunt
3.3.3
● Het meetelement kan zowel horizontaal als verticaal worden ingebouwd.
Bij horizontale installatie moet het meetelement zo worden gericht dat de meetpad-
niveaus horizontaal liggen. Hierdoor wordt er voorkomen dat vuil vanuit de buisleiding in
de aansluitstukken van de sensoren kan binnendringen. De verticale inbouw is alleen bij
droge, niet-condenserende gassen mogelijk. De gasstroom moet vrij zijn van vreemde
materialen, stof en vloeistoffen. Anders moeten filters en afscheiders worden gebruikt.
● De inbouw van componenten die de gasstroom storen direct vóór het FLOWSIC600-XT
moet worden vermeden
● Pakkingen aan de verbindingspunten tussen meetelement en buisleiding mogen niet
uitsteken in de buisleiding. Anders wordt namelijk het stromingsprofiel en dus de
meetnauwkeurigheid negatief beïnvloed.
● Drukmeters moeten worden aangesloten op het aansluitstuk voor drukafname. Het
aansluitstuk voor drukafname wordt aangeduid met p
● De drukafnamen zijn al naargelang wat de klant wenst of standaard als 1/8, 1/4 of 1/2
inch NPT aansluiting (female) verkrijgbaar, afhankelijk van de grootte van de meter en
de eisen van de klant.
● Voor een dichte aansluiting aan de drukleiding moet er een geschikte
schroefdraadafdichting (bijv. PTFE-band) worden gebruikt als de drukaansluitadapter
erin wordt geschroefd. Na montage en inbedrijfstelling moet de dichtheid worden
gecontroleerd. Lekkages zijn niet toegestaan. Temperatuurmeetvoorzieningen moeten
conform → afb. 16 (unidirectioneel) en → afb. 17 (bidirectioneel) worden aangebracht.
38
het typeplaatje),
FLOWSIC600-XT · Gebruiksaanwijzing · 8024738/13GE/V 1-1/2019-10 · © SICK Engineering GmbH
.
m
Installatie