nl
Wateronthardingsinstallatie
Voor een goed afwasresultaat heeft de
afwasautomaat zacht water, d.w.z. water
met weinig kalk nodig. Anders zetten zich
witte kalkresten op het serviesgoed en de
binnenkant van de spoelruimte af.
Leidingwater met een te hoge
hardheidsgraad moet voor gebruik in de
afwasautomaat onthard, d.w.z. ontkalkt
worden.
Dit gebeurt met behulp van speciaal zout
in de wateronthardingsinstallatie van de
afwasautomaat.
De instelling en daarmee de benodigde
hoeveelheid zout zijn afhankelijk van de
hardheidsgraad van het leidingwater.
Instellen van de
wateronthardingsinstallatie
Vraag de hardheidsgraad van het water
bij het waterleidingbedrijf of bij de
Servicedienst op.
De juiste instelling vindt u in de tabel
voor de waterhardheid.
Tabel voor de waterhardheid
_dh
_fH
0–6
0–11
7–16
12–29
17–21
30–37
22–35
38–62
6
_Clarke mmol/
l
0–8
0–1,1
9–20
1,2–2,9
21–26
3,0–3,7
27–44
3,8–6,2
Programmatoets B ingedrukt houden
en de hoofdschakelaar
inschakelen. Daarna de toetsen
loslaten.
De indicatie
6
lampjes bij de toetsen A en B
branden.
(De instelwaarde van de hardheid werd
door de fabriek ingesteld op stand 2.)
Om de instelling te veranderen:
programmatoets B indrukken. Bij
elke druk op de toets wordt de instelling
steeds met één stand verhoogd (0–3).
Als de lampjes boven de toetsen A ,
B en C branden, is de maximale
instelwaarde van de waterhardheid
bereikt.
Als de instelwaarde nu weer verhoogd
wordt, dan gaan de lampjes uit en staat
de instelwaarde van de hardheid weer
op stand 0 (geen enkel lampje boven
de toetsen brandt).
Hoofdschakelaar
ingestelde waarde is in het geheugen
opgeslagen.
Om de onthardingsinstallatie te regeneren
is ca. 4 liter water nodig. Hierdoor wordt
het waterverbruik per afwasprogramma –
afhankelijk van de instelling voor de
waterhardheid – met 0 tot 4 liter verhoogd.
A
Reset
0
1
2
3
1
knippert en de
uitschakelen. De
1
B
C