5.3 Uitpakken en transport
Instructies voor een veilig transport
Het apparaat is zwaar ( "Technische gegevens / le-
veringsomvang", pagina 21). Er bestaat gevaar voor
letsel en materiële schade als het apparaat valt of om-
valt.
De hydraulische aansluitingen zijn niet berekend op
mechanische belastingen.
► Het apparaat mag daarom niet aan de hydrauli-
sche aansluitingen worden opgetild of getranspor-
teerd.
Transporteer het apparaat bij voorkeur met een pallet-
wagen of draag het.
► Kantel de warmtepomp niet meer dan 45°.
Transport met een palletwagen
► Transporteer het apparaat verpakt en op een hou-
ten pallet bevestigd naar de opstellingsplaats.
Uitpakken
1.
Verwijder de plasticfolie. Let erop dat het appa-
raat hierbij niet beschadigd raakt.
2.
Verwijder het transport- en verpakkingsmateriaal
milieuvriendelijk in overeenstemming met de loka-
le voorschriften.
Het apparaat dragen
AANWIJZING
Het apparaat wordt geleverd op een pallet
met bevestigingsrails (➀). De bevestigingsrails
kunnen voor het transport worden gebruikt.
Technische wijzigingen voorbehouden | 83026200bNL | ait-deutschland GmbH
1
5.4 Opstelling
Voorbereiding van de opstelling in combinatie
met de wanddoorvoer
Om de buitenunit met de binnenunit (hydraulische
eenheid of wandregelaar) te verbinden, moet voor de
wanddoorvoer (toebehoren) een geschikte opening
beschikbaar zijn of dient een gat te worden gemaakt
om de afvoerbuis Ø 125 mm (= toebehoren wanddoor-
voer) aan te brengen.
Als de wanddoorvoer nog niet beschikbaar is, kan bij de
voorbereiding ook met een gewone afvoerbuis, lengte
1 m DN 125, worden gewerkt.
AANWIJZING
Neem het opstellingsschema voor het betref-
fende apparaattype absoluut in acht. Let op
minimumafstanden en veiligheidszones.
Opstellingsschema, maattekeningen en veilig-
heidszones van het betreffende apparaattype.
VOORZICHTIG
In het luchtuitlaatbereik is de luchttempera-
tuur ca. 5 K lager dan de omgevingstempe-
ratuur. Onder bepaalde klimatologische om-
standigheden kan daardoor in het luchtuit-
laatbereik een ijslaag ontstaan.
Stel de warmtepomp zo op dat de luchtuit-
blaasopening niet gericht is op een bereik
waar gelopen wordt.
AANWIJZING
Het oppervlak rondom het luchtuitlaatbereik
van de warmtepomp moet waterdoorlatend zijn.
Als de wanddoorvoer niet wordt gebruikt,
moet de buskabel door een aparte bescher-
mende buis, gescheiden van de andere kabels,
worden gelegd.
Ook de twee andere kabels moeten ter plaatse
in loze leidingen worden gelegd.
AANWIJZING
Bij de betreffende opstellingsschema's voor
lucht/water-warmtepompen moeten de ge-
luidsimmissies van de warmtepompen in acht
worden genomen. De desbetreffende regio-
nale voorschriften moeten worden nageleefd.
9