2.5 Voordat u gaat rijden
2.5.1 Vóór iedere rit
Verkeersveiligheid
•
Controleer voor het begin van de reis of de verlichting, de
richtingaanwijzers (accuhoofdschakelaar inschakelen), de
stuurinrichting en de remmen goed functioneren.
•
Laat de remmen en de gasinstallatie door een erkend ga-
ragebedrijf controleren als het voertuig langere tijd heeft
stilgestaan (ca. 10 maanden).
•
Verduisteringen van de voorruit en de zijramen volledig
openen en vastzetten, thermisch gordijn
deren en opbergen.
•
Buitenspiegels op het voertuig instellen.
•
In de winter moet het dak sneeuw- en ijsvrij zijn voordat u
begint te rijden.
•
Controleer regelmatig de bandenspanning voordat u gaat
rijden. Een verkeerde bandenspanning kan leiden tot extra
slijtage of beschadigingen aan de banden of een klapband
veroorzaken (zie ook hoofdstuk "14.5 Banden").
•
Controleer vloeistoffen als olie, koelwater, remvloeistof en
ruitenwisservloeistof, en vul deze zo nodig bij.
Rijd pas weg als uw buscamper voldoet aan alle voor-
waarden voor verkeersdeelname.
Maak het voertuig vóór het begin van de rit reisklaar!
*
Als eigenaar c.q. bestuurder van het voertuig bent u verantwoor-
zo nodig verwij-
delijk voor de staat waarin uw voertuig zich bevindt. Daarom
moet u de volgende punten in acht nemen:
Accu
Cabine
Vergeet niet de volgende dingen:
•
B e i f a h r e r s e i t e
K 6 5 V A N T A N A 2 0 1 5
• Laad de accu's vóór iedere reis volledig op. Zie hoofdstuk
"Huisaccu" in hoofdstuk 7.
• Schakel de accuhoofdschakelaar in.
F a h r e r s e i t e
K 6 5 V A N T A N A 2 0 1 5
Stel de zitpositie in.
2. Veiligheid
11