Aanwijzingen voor de installateur
11.2 Elektrische aansluiting
Controleer of het voltage en de dimensionering van de stroomtoevoerlijn
overeenstemmen met de kenmerken die worden aangeduid op het plaatje dat is
aangebracht op het toestel. Dit plaatje mag nooit verwijderd worden. Een kopie
van dit plaatje is voorzien in de handleiding.
De elektrische aansluiting van het toestel moet uitgevoerd worden door een
gekwalificeerde technicus.
Vóór elke ingreep moet de stroomtoevoer van het toestel uitgeschakeld worden.
De aarding moet verplicht aangebracht worden volgens de voorziene
veiligheidsnormen van de elektrische installatie.
Als het toestel door middel van een stopcontact en stekker wordt aangesloten
op het elektriciteitsnet, moeten beide van hetzelfde type zijn en moeten ze
conform de van kracht zijnde normen worden aangesloten op de stroomkabel.
Het stopcontact moet bereikbaar blijven na inbouw van het toestel.
TREK NOOIT AAN DE KABEL OM DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT
TE VERWIJDEREN.
In geval van een vervanging: de draad van de aarding moet langer zijn dan de
draden die de stroom geleiden, zodat, in geval het stopcontact losgerukt wordt
van de stroomkabel, de draad van de aarding de laatste is die loskomt.
Gebruik geen verloopstekkers, adapters of aftakkingen, omdat ze oververhitting
of brand zouden kunnen veroorzaken.
Als een vaste aansluiting wordt gebruikt, moet op de stroomtoevoerlijn van het
toestel een omnipolair onderbrekingsmechanisme worden aangebracht
waarvan de afstand tussen de contactpunten minstens 3 mm bedraagt, die op
een makkelijk te bereiken plaats nabij het toestel gemonteerd is.
De constructeur kan niet aansprakelijk worden gesteld voor letsels aan
personen of materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van
bovenstaande voorschriften of door het onklaar maken van ook een afzonderlijk
deel van het toestel.
229