Onderhoud
4.
Smeer de bussen van het rijpedaal en de stuuras
met enkele druppels SAE 10W–30 olie of een
droogsmeermiddel in sprayvorm (fig. 24).
Figuur 24
Rem
Stel altijd de parkeerrem in werking als u de machine
stopt of onbeheerd achterlaat. Controleer de rem vóór
elk gebruik. Als de parkeerrem slipt of onvoldoende
remvermogen heeft, moet die worden afgesteld.
Rem controleren
1.
Parkeer de machine op een vlakke en horizontale
ondergrond. Maaikoppeling (aftakas)
uitschakelen, parkeerrem in werking stellen en
contactsleutel in de stand "OFF" draaien om de
motor af te zetten. Contactsleutel verwijderen.
2.
De aandrijfwielen moeten blokkeren als de rem
wordt bediend. Afstelling is nodig als de wielen
draaien en niet blokkeren; zie Rem afstellen,
pagina 30.
30
3.
Los de rem; de wielen moeten vrij draaien.
4.
Als aan beide voorwaarden wordt voldaan,
behoeft de rem geen afstelling.
Belangrijk: Als de parkeerrem gelost is, moeten
de aandrijfwielen vrij draaien. Als
een goede remwerking en vrij
draaien niet mogelijk zijn, neemt u
direct contact op met een erkende
Toro-dealer.
Rem afstellen
Als de aandrijfwielen niet vrij draaien as de
remhendel in de stand UIT staat, of de rem slipt als
de hendel in de stand AAN staat, moet de rem
worden afgesteld.
1.
Zet de remhendel in de stand AAN.
2.
Meet de afstand tussen de remschijfhefboom en
de aanslagpen op de asbeugel (fig. 25). De
afstand moet minder dan 6 mm (1/4") bedragen.
3.
Als de afstand groter dan 6 mm (1/4") is, de
contramoer aandraaien om de afstand tussen de
hefboom en de aanslagpen groter te maken
(fig. 25).
4.
Zet de remhendel in de stand UIT. Controleer de
afstand tussen de remschoenen en de schijf met
een voelermaat (fig. 25). De juiste afstand is ca.
0,25 mm (0.01").
5.
De bedieningshefboom moet niet meer dan
10 mm (3/8") van de aanslagpen verwijderd zijn
met de remhendel in de stand AAN.
6.
Controleer de werking van de rem opnieuw, zie
Rem controleren, pagina 30.