Tapwater aansluiten
Toegelaten temperatuur
Toegelaten werkingsdruk
Testdruk
Veiligheidsklep
De installatie moet als bescherming tegen overdruk
zijn uitgerust met een goedgekeurde membraan-veilig-
heidsklep.
Toegestane werkingsdruk: 10 bar (1 MPa).
De aansluitdiameter van de veiligheidsklep moet de
volgende waarde hebben:
■
Bij 500 tot 1000 l boilerinhoud min. R
max. verwarmingsvermogen 150 kW.
Bij meer dan 1000 tot 5000 l boilerinhoud minstens
■
R 1 (DN 25), maximaal verwarmingsvermogen
250 kW.
Als het verwarmingsvermogen van de warmwaterboiler
meer bedraagt dan het aan de inhoud toegewezen
maximale verwarmingsvermogen, kies dan een veilig-
heidsklep die groot genoeg is voor het verwarmings-
vermogen. Zie DIN 4753-1, uitgave 3/88, hoofdstuk
6.3.1.
Equipotentiaalverbinding aansluiten
Equipotentiaalverbinding tot stand brengen volgens de
technische aansluitvoorwaarden van het plaatselijke
energiebedrijf en de NEN-bepalingen.
Inbedrijfstelling
Servicehandleiding
(vervolg)
95 °C
10 bar
(1 MPa)
13 bar
(1,3 MPa)
(DN 20),
¾
De veiligheidsklep in de koudwaterleiding plaatsen.
Deze mag niet door de boiler kunnen worden afgeslo-
ten. Vernauwingen in de leiding tussen veiligheidsklep
en boiler zijn niet toegestaan.
De uitblaasleiding van de veiligheidsklep mag niet wor-
den afgesloten. Uittredend water moet zonder gevaar
en zichtbaar in een afvoersysteem afgevoerd worden.
In de buurt van de afblaasleiding van de veiligheids-
klep, het meest praktisch op de veiligheidsklep zelf,
moet een plaatje worden aangebracht met de
tekst: "Tijdens het verwarmen kan uit veiligheidsover-
wegingen water uit de afblaasleiding komen! Niet
afsluiten!"
De veiligheidsklep boven de bovenkant van de boiler
monteren.
: De equipotentiaalverbinding tot stand brengen
c
volgens de technische voorschriften van het plaatse-
lijke energiebedrijf en de SEV-bepalingen.
15