4
Kan alleen worden gebruikt als de brandpuntsafstand van het
objectief en het maximaal diafragma zijn aangegeven met behulp
van het item [Objectief zonder CPU] in het setup-menu. Sommige
objectieven kunnen echter niet de gewenste resultaten opleveren,
zelfs als de brandpuntsafstand en het maximaal diafragma zijn
verstrekt. Gebruik [Spotmeting] of [Centrumgerichte meting] als
de gewenste resultaten niet worden bereikt.
5
Geef voor verbeterde precisie de brandpuntsafstand van het
objectief en het maximaal diafragma aan met behulp van het item
[Objectief zonder CPU] in het setup-menu.
6
Kan worden gebruikt in stand M bij sluitertijden die één stap of meer
langer zijn dan de flitssynchronisatiesnelheid.
7
Gebruik stop-down lichtmeting. Verklein in stand A het diafragma
met de knoppen op het objectief en vergrendel de belichting
voordat u het objectief verschuift. Verklein in stand M het diafragma
met de knoppen op het objectief en meet de belichting voordat u
het objectief verschuift.
8
Belichtingscorrectie vereist bij AI 28–85mm f/3.5–4.5, AI 35–105mm
f/3.5–4.5, AI 35–135mm f/3.5–4.5 of AF-S 80–200mm f/2.8D
objectieven.
9
Vereist een PK-12- of PK-13-automatische tussenring. Afhankelijk
van camerarichting kan een PB-6D nodig zijn.
10
Kan worden gebruikt met stop-down lichtmeting; verklein in stand
A het diafragma met behulp van de knoppen op de balg en meet de
belichting voordat u foto's maakt.
•
Er kunnen lijnen verschijnen bij hoge ISO-gevoeligheid wanneer het
diafragma wordt aangepast tijdens filmopname of livebeeldfotografie.
184
Compatibele F-vatting objectieven