Nederlands
7.1.1 Installatie pomp met schroefdraadkoppeling
• Alvorens de pomp te installeren, moeten passende leidingkoppelingen worden geïnstalleerd.
• Bij de installatie van de pomp moeten de meegeleverde vlakke afdichtingen tussen zuig-
/drukstuk en leidingkoppelingen worden gebruikt.
• Wartelmoeren op de schroefdraad van zuig-/drukstuk schroeven en met een moersleutel
of een pijptang vastdraaien.
VOORZICHTIG! Gevaar voor materiële schade!
Bij het vastdraaien van de schroefverbindingen de pomp niet aan motor/regelmodule
vasthouden, maar de sleutelvlakken aan zuig-/drukstukken gebruiken (afb. 3a).
• Dichtheid van de leidingkoppelingen controleren.
7.1.2 Installatie flenspomp
Installatie van pompen met combiflens PN6/10 (flenspompen DN 40 en DN 50).
WAARSCHUWING! Gevaar voor letsel en materiële schade!
Bij niet-vakkundige installatie kan de flensverbinding beschadigen en gaan lekken. Er
bestaat gevaar voor letsel en materiële schade door het vrijkomende, hete medium.
• Nooit twee combiflenzen met elkaar verbinden!
• Pompen met combiflens zijn niet voor een werkdruk PN16 toegestaan.
• Het gebruik van veiligheidselementen (bijv. veerringen) kan ertoe leiden dat de flensver-
binding begint te lekken. Deze zijn daarom niet toegestaan. Tussen de schroef-/moerkop en
de combiflens moeten de meegeleverde onderlegschijven (afb. 3, pos. 1) worden gebruikt.
• De toegestane aanhaalmomenten in de volgende tabel mogen ook bij gebruik van
schroeven met hogere sterkte (≥ 4.6) niet worden overschreden, omdat anders
afsplinteringen aan de randen van de langgaten kunnen ontstaan. Daardoor verliezen
de schroeven hun voorspanning en kan de flensverbinding beginnen lekken.
• Schroeven gebruiken die voldoende lang zijn. De schroefdraad van de schroef moet
minimaal één schroefgang uit de moer steken (afb. 3, pos. 2).
DN 40, 50
Schroefdiameter
Vastheidsklasse
Toegestaan aanhaalmoment
Min. schroeflengte bij
• DN 40
• DN 50
• Tussen pomp- en tegenflenzen passende vlakke afdichtingen installeren.
• Flensschroeven in 2 stappen kruiselings met het voorgeschreven aanhaalmoment
(zie tabel 7.1.2) vastdraaien.
• Stap 1: 0,5 x toegestaan aanhaalmoment
• Stap 2: 1,0 x toegestaan aanhaalmoment
• Dichtheid van de flensverbindingen controleren.
7.1.3 Isolatie van de pomp in verwarmings-, koel- en klimaatinstallaties
WAARSCHUWING! Gevaar voor verbranding!
De volledig pomp kan zeer heet worden. Bij het achteraf aanbrengen van de
isolatie in het lopende bedrijf bestaat er gevaar voor brandwonden.
• Warmte-isolatieschalen (optioneel toebehoren) zijn alleen bij verwarmingstoepassingen
met vloeistoftemperaturen vanaf +20°C toegestaan, aangezien deze warmte-isolatie-
10
Nominale druk PN6
M12
4.6 of hoger
40 Nm
55 mm
60 mm
fb.
Nominale druk PN10
M16
4.6 of hoger
95 Nm
60 mm
65 mm
WILO SE 04/2015