7
Koelmiddellek
Controleer in de unit of er geen koelmiddellek voorkomt.
Raadpleeg uw Daikin-verdeler als er een koelmiddellek is
opgetreden.
8
Olielek
Controleer de compressor op eventuele olielekken. Raadpleeg
uw Daikin-verdeler als er een olielek is opgetreden.
9
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit niet
belemmerd is door papier, karton of iets anders.
10 Spanning
Controleer de voedingsspanning op het lokale voedingspaneel.
De spanning moet overeenkomen met de spanning op het
identificatieplaatje van de unit.
11 Set met kogelkraan en filter
Zorg dat de set met de kogelkraan en het filter goed worden
geïnstalleerd.
12 Drukregelklep en afsluitklep
Controleer of de drukregelklep (uitsluitend voor EUWAP en
EUWAB) en de afsluitkleppen volledig open zijn.
Wanneer u het systeem met gesloten kleppen
gebruikt, wordt de pomp beschadigd.
Watertoevoer
Vul de waterleidingen, daarbij rekening houdend met de minimum
benodigde waterhoeveelheid voor de unit. Raadpleeg het hoofdstuk
"Watervulling, stroom en kwaliteit" op pagina
Zorg ervoor dat de waterkwaliteit beantwoordt aan de normen
vermeld in het hoofdstuk
"Gegevens i.v.m. de waterkwaliteit" op
pagina
8.
Ontlucht het systeem aan de hoogste punten (automatische
ontluchting in de koeler) en controleer de werking van de
circulatiepomp en de debietschakelaar.
Voedingsaansluiting en carterverwarming
Om beschadiging van de compressor te voorkomen dient
u de carterverwarming minstens zes uur voor het
opstarten van de compressor in te schakelen als de unit
gedurende een lange periode niet heeft gefunctioneerd.
Procedure voor het inschakelen van de carterverwarming:
1
Schakel de hoofdschakelaar van de unit in. Zorg ervoor dat de
unit in de "UIT"-stand staat.
2
De carterverwarming wordt automatisch ingeschakeld.
3
Controleer de voedingsspanning op de voedingsklemmen L1,
L2, L3, (N) met behulp van een voltmeter. De spanning moet
overeenkomen
met
identificatieplaatje van de unit.
Als de voltmeter een spanning afleest die niet ligt binnen het
bereik vermeld in de technische gegevens, dient u de lokale
bedrading te controleren en indien nodig de voedingskabels te
vervangen.
4
Controleer de servicecontrolelampjes H1P en H2P op de I/O-
pcb (A2P).
Als het controlelampje H1P gedoofd is en H2P brandt, is de
fasevolgorde fout. Schakel de hoofdschakelaar uit en raadpleeg
een erkend elektricien om de draden van de voedingskabel in
de juiste volgorde aan te sluiten.
Na zes uur is de unit klaar voor gebruik.
EUWA(*)5~24KBZW1
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW61653-1 – 07.2010
7.
de
spanning
vermeld
Opstarten van de pomp
1
Zet de pompschakelaar op manueel. De pomp begint nu te werken.
2
Stel de gewenste stroming in met behulp van de drukregelklep.
■
LET OP
■
3
Zet de schakelaar op automatisch. De pomp stopt.
4
Schakel de koeler in. De koeler start de pomp.
Gedetailleerde instructies voor het inschakelen en gebruiken
van de unit vindt u in het hoofdstuk
pagina
12.
Controleer of het ∆t van de koeler binnen de verwachte waarden
5
valt. Stel indien nodig de stroming af met behulp van de
drukregelklep.
Afbeeldingen drukgegevens
-
Pompgegevens
1
pomp 5, 8 pk
2
pomp 10, 12 pk
3
pomp 16, 20, 24 pk
-
Externe statische druk
1
EUWAP5, EUWAB5
2
EUWAP8, EUWAB8
3
EUWAP10, EUWAB10
4
EUWAP12, EUWAB12
-
Curves drukdaling verdampers
1
EUWA(*)5
2
EUWA(*)8
3
EUWA(*)10
4
EUWA(*)12
op
het
(uitsluitend voor EUWAP en EUWAB)
De gewenste stroming hangt af van de capaciteit
van de koeler en het gewenste temperatuur-
verschil tussen de waterinlaat en de – uitlaat (∆t).
Als er manometers gemonteerd zijn kunt u de
stroming afleiden van het drukverschil over de
pomp.
Voor gegevens in verband met de pomp en de
weerstand,
raadpleeg
"Afbeeldingen drukgegevens" op pagina
"Bediening van de units" op
(Zie afbeelding 4)
4
pomp 5, 8, 10 pk (optie)
5
pomp 12, 16, 20, 24 pk (optie)
(Zie afbeelding 5)
5
EUWAP16, EUWAB16
6
EUWAP20, EUWAB20
7
EUWAP24, EUWAB24
(Zie afbeelding 6)
5
EUWA(*)16
6
EUWA(*)20
7
EUWA(*)24
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
het
hoofdstuk
10.
10