L
OKALE BEDRADING
De lokale bedrading en de montage van de componenten
moeten worden uitgevoerd door een erkend elektricien en
in overeenstemming zijn met de geldende Europese en
nationale reglementeringen.
De
lokale
bedrading
overeenstemming met het elektrisch schema dat is
meegeleverd met de unit en met de onderstaande
instructies.
Gebruik een afzonderlijk voedingscircuit. Deel dus nooit
een voeding met een ander apparaat.
Tabel met onderdelen
Raadpleeg het elektrisch schema dat meegeleverd is met de unit.
Tijdens de installatie moeten de volgende onderdelen worden
aangesloten:
N.............................Spanningsvrij
P.............................Hoofdaardklem
F1,F2,F3.................Hoofdzekeringen (lokaal aan te kopen, verplicht)
H3P ........................Alarmlampje (lokaal aan te kopen, niet verplicht)
H5P,H6P .................Indicatielampje compr circuit 1, circuit 2 (lokaal
aan te kopen, niet verplicht)
S7S ........................Schakelaar voor selectie koelen/verwarmen
of selectie dubbel instelpunt (levering door
opdrachtgever, niet verplicht)
S9S ........................Schakelaar voor selectie starten/stoppen vanop
afstand of selectie dubbel instelpunt (levering
door opdrachtgever, niet verplicht)
E5H ........................Lokale verwarming (lokaal aan te kopen, optie)
X2M (E5H) .............Aansluitklem voor aansluiting lokale verwarming
(optie)
---............................Lokale bedrading
Normen voor het voedingscircuit en de kabels
Er moet een voedingscircuit worden voorzien voor aansluiting van de
unit. Dit circuit moet worden beveiligd met behulp van de benodigde
beveiligingen, met name een duurzame zekering op elke fase en een
aardsluitingsaanwijzer. Zie de tabel voor de maximale kabeldikte (mm
Beschrijving
Legende
Voedingskabels
L1, L2, L3, N
Hoofdaardingskabel
PE
LET OP
Kies de voedingskabel op basis van de desbetreffende
lokale en nationale voorschriften.
Schakel
de
hoofdisolatieschakelaar
aansluitingen uitvoert.
Voor units met een vorstbeveiliging:
Vergeet niet dat de verwarmingen automatisch worden
uitgeschakeld wanneer u de hoofdisolatieschakelaar
uitschakelt. De hoofdschakelaar moet daarom in de koude
wintermaanden ingeschakeld blijven.
Aansluiten van de voeding
1
Sluit met behulp van de geschikte kabel het voedingscircuit aan
op de klemmen N, L1, L2 en L3 van de hoofdschakelaar zoals
aangegeven in het bedradingsschema.
2
Sluit de aardgeleider (geel/groen) aan op de aardklem PE.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
9
moet
worden
uitgevoerd
5~24 pk
10
10
uit
voor
Aandachtspunt
openbare elektrische stroom
■
Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000-3-11
voorwaarde dat de systeemimpedantie Z
aan Z
op het interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker
max
en het openbare systeem. Het behoort tot de verantwoordelijkheid
in
van de installateur of de gebruiker van de apparatuur om ervoor te
zorgen, indien nodig in overleg met de distributienetwerkbeheerder,
dat de apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met
een systeemimpedantie Z
EUWAN+P+B5
EUWAN+P+B8
EUWAN+P+B10
EUWAN+P+B12
EUWAN+P+B16
EUWAN+P+B20
EUWAN+P+B24
■
Alleen voor EUWAN+P+B8~24: Apparatuur conform met
EN/IEC 61000-3-12
B
EDIENING VAN DE UNIT
V
OOR HET OPSTARTEN
Controle voor het opstarten
Zorg ervoor dat de hoofdschakelaar van de unit
uitgeschakeld is.
Controleer na de montage van de unit de volgende punten vooraleer
de hoofdschakelaar in te schakelen:
1
Lokale bedrading
Zorg ervoor dat de lokale bedrading tussen het voedingspaneel en
de unit is uitgevoerd overeenkomstig de instructies vermeld in het
hoofdstuk
"Lokale bedrading" op pagina
en de geldende Europese en nationale reglementeringen.
2
).
2
Zekeringen of beveiligingen
Controleer of het type en de waarde van de zekeringen of de
lokaal gemonteerde beveiligingen overeenstemmen met de
vereisten vermeld in het hoofdstuk
pagina
4. Zorg ervoor dat er geen zekering of beveiliging is
overgeslagen.
3
Aarding
Zorg ervoor dat de aardkabels correct zijn aangesloten en de
u
aardklemmen stevig zijn vastgemaakt.
4
Interne bedrading
Controleer of u geen losse aansluitingen of beschadigde
elektrische componenten in de schakelkast ziet.
5
Montage
Controleer of de unit correct is gemonteerd om abnormale
geluiden en trillingen te voorkomen bij het opstarten van de unit.
6
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde
onderdelen of platgedrukte leidingen.
(1) Europese/Internationale Technische Norm die de beperkingen vastlegt
voor spanningsveranderingen, spanningsschommelingen en flikkeren in
openbare laagspanningssystemen voor apparatuur met een nominale
stroom ≤75 A.
(2) Europese/Internationale Technische Norm die de beperkingen vastlegt
voor harmonische stromen geproduceerd door apparatuur die is
aangesloten op openbare laagspanningssystemen met een
ingangsstroom >16 A en ≤75 A per fase.
betreffende
de
kwaliteit
kleiner dan of gelijk is
sys
die kleiner dan of gelijk is aan Z
sys
Z
(Ω)
max
0,26
0,22
0,22
0,21
0,21
0,21
0,20
(2)
9, de elektrische schema's
"Elektrische specificaties" op
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW61653-1 – 07.2010
van
de
(1)
op
.
max
EUWA(*)5~24KBZW1