1
2
3
4
5
6
7
8
9
9
Opmerking:
Gebruik altijd originele HP-inktpatronen nr. 10. Het gebruik van incompatibele patronen kan
storing in het gecompliceerde afdruksysteem veroorzaken. Dit kan leiden tot een verminderde
afdrukkwaliteit en zelfs tot beschadiging van de printer. HP geeft geen garanties voor het
functioneren van de printer wanneer andere dan originele HP-patronen worden gebruikt en is
in een dergelijk geval niet aansprakelijk voor eventuele schade. Meer informatie over de HP-
onderdelen en -benodigdheden kunt u vinden in de Beknopte handleiding.
De printkoppen vervangen
Als een printkop defect is, wordt er een foutbericht weergegeven en kunt u niet met
de printer afdrukken. In dit geval moet u de printkop vervangen. Meer informatie
kunt u vinden in de sectie Problemen oplossen.
1.
Controleer of de printer aanstaat.
2.
Open de inktklep.
3.
Pak de toegangskap tot de printkoppen aan de zijkant vast, trek de klep met
enige kracht omhoog en verwijder de klep uit de printer. Het openen van de
klep vereist enige krachtsinspanning.
4.
Zet de printkopvergrendeling los door deze naar u toe te trekken. Duw de
grendel vervolgens naar achteren.
5.
Til de defecte printkop uit de fitting en verwijder de printkop.
6.
Haal de nieuwe printkop uit de verpakking.
7.
Verwijder de beschermstrip van de printkop.
8.
Plaats de nieuwe printkop in de daarvoor bestemde sleuf (te herkennen aan
de kleurmarkering).
9.
Zorg ervoor dat u de printkop stevig in de fitting drukt.