1.3
Koppelraam aan de
grondbewerkingsmachine
bevestigen
Koppelraam (Fig. Fig. 1.8/1) in het midden aan de
onderste aankoppelpunten van de grondbewerkings-
machine bevestigen. Het koppelraam wordt (afhanke-
lijk van de fabrikant), zoals afgebeeld in Fig. 1.8 en Fig.
1.9, of met bouten (Fig. 1.8/7) of met pennen (Fig. 1.9/
1) draaibaar, d.w.z.niet star aan de hefarmen beve-
stigd.
Twee kettingen (Fig. 1.8/2) tezamen met de spanwartel
(Fig. 1.8/3) aan de topstang bevestigen. Aan het uitein-
de van de kettingen zit een harpsluiting waaraan een
spanwartel (Fig. 1.8/4) wordt bevestigd. De spanwar-
tels zover mogelijk naar buiten met behulp van trekver-
bindingsplaatjes (Fig. 1.8/8) aan de gatenbalk (Fig. 1/
8.5) van het koppelraam bevestigen. De trekplaatjes
verder naar binnen monteren, indien machinedelen in
de weg zitten en montage aan de buitenkant onmogelijk
is.
Fig. 1.8
Fig. 1.9
1 - 5
22t071
22t072
AD DB 2000 (NL) 03.01