6.6 Tellen
6.6
Tellen
Opmerking: Kies met de OMHOOG of OMLAAG toets het
eerste cijfer. Gebruik de LINKS en RECHTS toetsen om voor-
of achteruit door de ingevoerde gegevens te lopen.
Dit onderdeel is van toepassing als de tellenfunctie van uw
indicator geactiveerd is. De functies worden geactiveerd via
een met een wachtwoord beschermd menu. Zie de
Servicehandleiding voor instructies.
Volg deze stappen om een tellenfunctie met de E1005 uit te
voeren:
1.
Druk in de bruto weegstand op de F1 toets. . .
* . verschijnt op de display gevolgd door een cursor in
de vorm van een onderstreping.
2.
Voer de gewenste voorbeeldomvang in (zie opmerking
aan linkerzijde) en druk op F1. . .
voorbeeldomvang die u ingetoetst heeft.
Plaats het juiste aantal delen op de weegschaal en druk
3.
op de F1 toets. 2 . 5
gevolgd door een of twee mogelijke berichten:
3a). Als het voorbeeld aan de minimale vereisten voor het
voorbeeld voldoet, toont de display het juiste aantal
delen op de weegschaal.
3b). Als de voorbeeldomvang niet groot genoeg was, vertelt
de display u hoeveel extra delen aan de weegschaal
moeten worden toegevoegd (bijvoorbeeld: 5 verschijnt
op de display.) Voeg het vereiste aantal toe, wacht tot de
weegschaal stabiel is en druk dan weer op F1. De
display toont het correcte aantal delen op de
weegschaal.
4.
Plaats de delen op de weegschaal om geteld te worden.
E1005 Bedieningsinstructies
X verschijnt op de display. X is de
6 Indicatorfuncties
verschijnt kort op de display
61