Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

De Afstand Ten Opzichte Van De Kust Aanpassen; Communicatie-Instellingen; Nmea 0183 Instellingen; Nmea 0183-Uitvoertelegrammen Configureren - Garmin GPSMAP 8000 Series Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor GPSMAP 8000 Series:
Inhoudsopgave

Advertenties

Afstand kustlijn: Hiermee stelt u in hoe dicht op de kust u de
Auto Guidance route wilt plaatsen. De Auto Guidance route
wordt mogelijk verplaatst als u deze instelling tijdens het
navigeren wijzigt. De voor deze instelling beschikbare
waarden zijn relatief in plaats van absoluut. Om ervoor te
zorgen dat de Auto Guidance lijn op de juiste afstand van de
kust wordt geplaatst, kunt u de plaatsing van de Auto
Guidance route beoordelen aan de hand van een of meer
bekende bestemmingen waarvoor navigatie door nauw
vaarwater is vereist
(De afstand ten opzichte van de kust
aanpassen, pagina
17).

De afstand ten opzichte van de kust aanpassen

De instelling Afstand kustlijn geeft aan hoe dicht op de kust u de
Auto Guidance lijn wilt plaatsen. De Auto Guidance lijn wordt
mogelijk verplaatst als u deze instelling tijdens het navigeren
wijzigt. De beschikbare waarden voor de instelling Afstand
kustlijn zijn relatief, niet absoluut. Om ervoor te zorgen dat de
Auto Guidance lijn op de juiste afstand van de kust wordt
geplaatst, kunt u de plaatsing van de Auto Guidance lijn
beoordelen aan de hand van een of meer bekende
bestemmingen waarvoor navigatie door nauw vaarwater is
vereist.
1
Meer uw vaartuig af of ga voor anker.
2
Selecteer Instellingen > Voorkeuren > Navigatie > Auto
Guidance > Afstand kustlijn > Normaal.
3
Selecteer een bestemming waar u eerder naartoe bent
gevaren.
4
Selecteer Navigeren naar > Auto Guidance.
5
Controleer de plaatsing van de Auto Guidance-lijn en bepaal
of de lijn veilig om bekende obstakels heen gaat en of de
route met koerswijzigingen een efficiënte route is.
6
Selecteer een optie:
• Als u tevreden bent met de plaatsing van de Auto
Guidance-lijn, selecteert u Menu > Navigatieopties >
Navigatie stoppen en gaat u verder met stap 10.
• Als de Auto Guidance-lijn te dicht bij bekende obstakels is
geplaatst, selecteert u Instellingen > Voorkeuren >
Navigatie > Auto Guidance > Afstand kustlijn > Ver.
• Als de koerswijzigingen in de Auto Guidance-lijn te groot
zijn, selecteert u Instellingen > Voorkeuren > Navigatie
> Auto Guidance > Afstand kustlijn > Nabij.
7
Als u Nabij of Ver hebt geselecteerd in stap 6, controleert u
de plaatsing van de Auto Guidance-lijn en bepaalt u of de lijn
veilig om bekende obstakels heen gaat en of de route met
koerswijzigingen een efficiënte route is.
Auto Guidance zorgt ervoor dat u ver bij obstakels in open
water vandaan blijft, ook als u Afstand tot kustlijn instelt op
Nabij of Dichtstbijzijnd. Dit betekent dat de kaartplotter de
positie van de Auto Guidance lijn wellicht niet wijzigt, tenzij
navigatie door nauw vaarwater is vereist voor de
geselecteerde bestemming.
8
Selecteer een optie:
• Als u tevreden bent met de plaatsing van de Auto
Guidance-lijn, selecteert u Menu > Navigatieopties >
Navigatie stoppen en gaat u verder met stap 10.
• Als de Auto Guidance lijn te dicht bij bekende obstakels is
geplaatst, selecteert u Instellingen > Voorkeuren >
Navigatie > Auto Guidance > Afstand kustlijn > Verst.
• Als de koerswijzigingen in de Auto Guidance lijn te groot
zijn, selecteert u Instellingen > Voorkeuren > Navigatie
> Auto Guidance > Afstand kustlijn > Dichtstbijzijnd.
9
Als u Dichtstbijzijnd of Verst hebt geselecteerd in stap 8,
controleert u de plaatsing van de Auto Guidance lijn en
bepaalt u of de lijn veilig om bekende obstakels heen gaat en
of de route met koerswijzigingen een efficiënte route is.
52
Auto Guidance zorgt ervoor dat u ver bij obstakels in open
water vandaan blijft, ook als u Afstand tot kustlijn instelt op
Nabij of Dichtstbijzijnd. Dit betekent dat de kaartplotter de
positie van de Auto Guidance lijn wellicht niet wijzigt, tenzij
navigatie door nauw vaarwater is vereist voor de
geselecteerde bestemming.
10
Herhaal stap 3 t/m 9 in ieder geval nog één keer. Gebruik
daarbij elke keer een andere bestemming tot u vertrouwd
bent met de functionaliteit van de instelling Afstand kustlijn.

Communicatie-instellingen

NMEA 0183 instellingen

Selecteer Instellingen > Communicatie > NMEA 0183-
instelling.
Poorttypen: Zie
De communicatie-indeling voor elke NMEA
0183-poort instellen, pagina
Uitvoertelegrammen: Zie
configureren, pagina
52.
Positienauwkeurigh.: U kunt het aantal cijfers achter de
decimale komma instellen voor het overbrengen van NMEA
uitvoer.
XTE-precisie: U kunt het aantal cijfers achter de decimale
komma instellen voor het overbrengen van NMEA foutuitvoer
van radarstoringen.
Waypoint-id's: Stelt het toestel in op het overbrengen van via-
puntnamen of -nummers via NMEA 0183 tijdens het
navigeren. Door nummers te gebruiken kunnen
compatibiliteitsproblemen met oudere NMEA 0183
stuurautomaten worden opgelost.
Standaardinstellingen: Stelt de NMEA 0183 instellingen terug
op de oorspronkelijke fabrieksinstellingen.
Diagnose: Hiermee wordt NMEA 0183 diagnostische informatie
weergegeven.

NMEA 0183-uitvoertelegrammen configureren

U kunt NMEA 0183-uitvoertelegrammen in- en uitschakelen.
1
Selecteer Instellingen > Communicatie > NMEA 0183-
instelling > Uitvoertelegrammen.
2
Selecteer een optie.
3
Selecteer een of meerdere NMEA 0183-uitvoertelegrammen
en selecteer Back.
4
Herhaal stap 2 en stap 3 voor het in- of uitschakelen van
meer uitvoertelegrammen.
De communicatie-indeling voor elke NMEA 0183-poort
instellen
U kunt de communicatie-indeling voor iedere interne NMEA
0183-poort configureren wanneer u uw kaartplotter op externe
NMEA 0183-toestellen, een computer of andere Garmin
toestellen aansluit.
1
Selecteer Instellingen > Communicatie > NMEA 0183-
instelling > Poorttypen.
2
Selecteer een invoer- of uitvoerpoort.
3
Selecteer een indeling:
• Voor ondersteuning van invoer en uitvoer van standaard
NMEA 0183-gegevens en DSC en ondersteuning van
NMEA invoer voor DPT-, MTW- en VHW-telegrammen
voor een echolood, selecteert u NMEA standaard.
• Voor ondersteuning van invoer of uitvoer van standaard
NMEA 0183-gegevens voor de meeste AIS-ontvangers,
selecteert u Hoge snelheid NMEA.
• Voor ondersteuning van invoer of uitvoer van Garmin
gegevens voor communicatie met Garmin software,
selecteert u Garmin.
4
Herhaal stap 2 en stap 3 om meer invoer- en uitvoerpoorten
te configureren.
52.
NMEA 0183-uitvoertelegrammen
Toestelconfiguratie

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Gpsmap 8500 series

Inhoudsopgave